Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3473/GV, 15 februari 2011, beroep
Uitspraakdatum:15-02-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

.

nummer: 10/3473/GV

betreft: [klager] datum: 15 februari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 november 2010 genomen beslissing van de Minister van Veiligheid en Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Allereerst stelt klager dat hij niet de beschikking heeft gehad over de informatie, op grond waarvan zijn verzoek is afgewezen. Hierdoor is hij in zijn verdediging geschaad. Klager wil graag verlof omdat
hij
zijn vader, die ernstig ziek is, graag wil bezoeken. Zijn vader kan dit niet meer. Klagers relatie is door zijn lange detentie in Duitsland spaak gelopen en hij wil graag zijn kinderen zien. Hij heeft zich in de inrichting van zijn goede kant laten
zien
en is sinds ongeveer drie maanden afdelingsreiniger.
Klager is aan Duitsland uitgeleverd geweest en verblijft sinds 22 april 2010 in detentie in Nederland in het kader van de Wots. Klagers in Duitsland opgelegde gevangenisstraf is in Nederland omgezet in een gevangenisstraf van 1471 dagen, waarvan 365
voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Klager is van mening dat hij op grond van die veroordeling op 13 oktober 2011 in vrijheid moet worden gesteld. Klager wil, omdat hij zich inmiddels in de laatste elf maanden van zijn detentie bevindt,
graag verlof kunnen krijgen. Klager heeft vanaf 7 december 2007, toen zijn detentie aanving, nooit verlof verleend gekregen. Hij is daarom van mening dat hij aanmerking zou moeten komen voor verlof en detentiefasering.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager verblijft thans in voorlopige hechtenis. Zijn vermoedelijke einddatum van detentie is 16 november 2011. Klager heeft daarnaast op 25 juli 2008 nog een (nog niet onherroepelijke) gevangenisstraf van tien maanden opgelegd gekregen en er is nog
sprake van een openstaande strafzaak tegen klager. Het betreft veel vermogensdelicten. Nu klager in het verleden vaker is veroordeeld voor vermogensdelicten, wordt de kans op recidive aanmerkelijk geacht. Daarnaast is de kans groot dat verzoeker zich –
bij verlening van verlof – zal onttrekken aan de verdere tenuitvoerlegging van zijn detentie. Hij heeft langere tijd in Duitsland gewoond dan wel verbleven en de kans dat hij bij een verlofverlening naar het buitenland vertrekt wordt aanmerkelijk
geacht.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zuid van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Arnhem heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag en daarbij verwezen naar het negatieve advies van de officier van justitie en het feit dat klager nog
openstaande zaken heeft..
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Zwolle - Lelystad heeft aangegeven negatief te adviseren ten aanzien van een verlofverlening, zulks in verband met de vrees dat klager zich zal onttrekken aan de verdere tenuitvoerlegging van
zijn detentie. Daarnaast verwijst de officier van justitie naar de tegen klager lopende strafzaken en geeft aan dat er sprake is van een aanmerkelijke recidivekans.
Door de beroepscommissie is aan de selectiefunctionaris tevergeefs gevraagd om een overzicht van de justitiële documentatie van klager.

3. De beoordeling
Klager is gedetineerd in het kader van een niet onherroepelijke veroordeling tot een gevangenisstraf van 1471 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met aftrek, op grond van de Wet overdracht tenuitvoerlegging
strafzaken
(Wots) opgelegd. De vermoedelijke einddatum van zijn detentie valt op 16 november 2011. Daarnaast is er sprake van een tweetal nog openstaande strafzaken jegens klager.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Op grond van het bepaalde in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder b, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling), komt een gedetineerde voor algemeen verlof in aanmerking indien (onder meer) het strafrestant nog ten
minste drie maanden en ten hoogste één jaar bedraagt.
Voldoende aannemelijk is geworden dat jegens klager, naast het feit waarvoor hij thans is gedetineerd, sprake is van een tweetal nog niet onherroepelijk afgedane strafzaken, waarvoor hij tot tien, respectievelijk achttien maanden gevangenisstraf is
veroordeeld. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de einddatum van klagers detentie vooralsnog onvoldoende vaststaat en dat daarom niet kan worden uitgegaan van een strafrestant dat voldoet aan de eis van het hiervoor vermelde artikel 14 van de
Regeling. Alleen al om die reden had het verzoek om algemeen verlof moeten worden afgewezen. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 15 februari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven