Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2350/TA en 10/2364/TA, 14 februari 2011, beroep
Uitspraakdatum:14-02-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2350/TA en 10/2364/TA

betreft: [klager] datum: 14 februari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager, en

het hoofd van FPC 2landen te Utrecht,

gericht tegen een uitspraak van 3 augustus 2010 van de beklagcommissie bij FPC 2landen te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 december 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw [...], en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, [...], hoofd behandelrapportage en
juridisch medewerker bij de inrichting.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de kwaliteit van de ventilatie en luchtverversing in de inrichting;
b. inhoud van het behandelplan en het ontbreken van psychotherapie in het eerste behandelplan;
c. aanbod van onderwijs in de inrichting.

De beklagcommissie heeft onderdeel a van het beklag ongegrond verklaard, onderdeel b van het beklag gegrond verklaard wat betreft het eerste behandelplan en klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag wat betreft het tweede behandelplan, en
onderdeel c van het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt toegelicht. Klager is deskundige op het gebied van luchtventilatie. De inrichting stelt dat de luchtkwaliteit in orde is, maar het CO2-gehalte is
te hoog. Alleen als er niemand in het gebouw is, is de luchtkwaliteit voldoende. De inrichting heeft luchtventilatoren verspreid. Deze verplaatsen echter alleen de lucht en verversen deze niet. Klager heeft zelf de luchtvochtigheid gemeten. Wenselijk
is
een luchtvochtigheid van 50 tot 60%. De luchtvochtigheid in de inrichting zit echter op 30%.
Wat betreft de behandeling van klager is er in het eerste half jaar niets ondernomen. Aan klager is alleen arbeid aangeboden die niet aansluit bij zijn werkervaring. Het laatste behandelplan dateert van 1 november 2010 en klager moet nog steeds hiervan
een exemplaar krijgen.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In de inrichting zijn vaker klachten over de luchtkwaliteit geuit. De inrichting is gehuisvest in een oud pand van de
Rijksgebouwendienst. Vóór de ingebruikneming in augustus 2009 is het ventilatiesysteem schoongemaakt en opnieuw ingesteld. Daarbij zijn de in- en uitgangen van het ventilatiesysteem gemeten, niet de afzonderlijke ruimten. De klachten zijn gemeld aan de
Rijksgebouwendienst, maar dit heeft geen verbetering opgeleverd.
Klager is opgenomen in de inrichting op 26 augustus 2009. Op 27 oktober 2009 vond de eerste verpleeg- en behandelbespreking plaats. Hierbij zijn de eerste behandeldoelen gesteld, waaronder diagnostisch onderzoek, het opstellen van een
risicomanagementplan, het opstellen van een financieel plan en deelname aan het zorgprogramma agressie. De maanden daarna is dit verpleeg- en behandelplan ook uitgevoerd. Klager is echter met veel andere zaken bezig, waardoor behandeling moeizaam van
de
grond komt. Om deze reden is besloten een pas op de plaats te maken wat betreft deelname aan het zorgprogramma. Klager heeft vooruitlopend op het zorgprogramma dramatherapie gevolgd. Daarnaast vinden gedragsinterventies op de afdeling plaats. Klager
volgt risicomanagementtrainingen met afdelingsgenoten en psychomotorische therapie. Bij de tweede behandelplanbespreking van 27 april 2010 heeft een evaluatie plaatsgevonden en is gekozen voor de inzet van individuele psychotherapie. Deze behandeling
is
enkele weken later begonnen. Door te oordelen dat klager eerder psychotherapie had moeten krijgen, gaat de beklagcommissie in op de wijze waarop de inrichting invulling geeft aan de zorgplicht. Hiertegen staat echter geen beklag open. Van het geheel
niet betrachten van de zorgplicht is geen sprake.
De inrichting biedt geen bijscholing op klagers werkterrein, installatietechniek, aan. Klager heeft meerdere malen gevraagd om onderwijsblokken, maar daarbij nooit specifiek zijn wensen kenbaar gemaakt. In het verleden heeft klager gewerkt in een
garage, als verkoper bij Gamma en als verkoper bij een installatiebedrijf. Hij zou na beëindiging van de tbs-maatregel graag terug willen in dit vak. Mede daarom en op verzoek van klager is gekeken naar het opdoen van computervaardigheden. Klager meent
echter dat de computerlessen in de inrichting op een te laag niveau worden aangeboden en heeft gekozen voor zelfstudie. De inrichting zal onderzoeken welke mogelijkheden er zijn op het gebied van installatietechniek die aansluiten bij de diploma’s en
ervaring van klager. Aangezien klager niet eerder deze wens kenbaar heeft gemaakt, was het niet mogelijk daar op voorhand onderzoek naar te doen. Het volgen van de opleiding installatietechniek is niet mogelijk, omdat daarvoor een verlofkader nodig
is.

3. De beoordeling
a.
Op grond van artikel 7 van de Regeling eisen persoonlijke verblijfsruimte justitiële tbs-inrichtingen dient de persoonlijke verblijfsruimte te zijn voorzien van een ventilatiemogelijkheid waardoor op natuurlijke dan wel mechanische wijze lucht kan
worden aan- en afgevoerd. De toelichting van het hoofd van de inrichting ter zitting van de beroepscommissie maakt duidelijk dat controles en onderzoeken naar het ventilatiesysteem hebben plaatsgevonden aan de ingang(en) en uitgang(en) van het
ventilatiesysteem. Echter onweersproken en niet onaannemelijk is klagers stelling dat op de afzonderlijke kamers van de patiënten geen onderzoek heeft plaatsgevonden en de ventilatiemogelijkheden daar van onvoldoende niveau zijn. Tegen deze achtergrond
is het beroep van klager gegrond. De beslissing van de beklagcommissie dient te worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Voor het door klager ondervonden ongemak zal de beroepscommissie een tegemoetkoming aan klager
toekennen. Zij stelt deze vast op € 25,=.

b.
Een vermeende schending van het aan artikel 17 Bvt te ontlenen recht op behandeling is alleen beklagwaardig als sprake is van het niet betrachten van de in artikel 17 Bvt neergelegde zorgplicht. De enkele stelling van klager dat daarvan sprake is, is
niet voldoende om een klacht daarover ontvankelijk te verklaren. Indien sprake blijkt te zijn van de wijze van betrachten van de in artikel 17 Bvt neergelegde zorgplicht zal een klager niet-ontvankelijk in zijn beklag worden verklaard.
De beroepscommissie is van oordeel dat in het onderhavige geval niet kan worden gesproken van het niet betrachten van genoemde zorgplicht. Gelet op wat de inrichting heeft aangevoerd omtrent de behandeling van klager, is de beroepscommissie van oordeel
dat de klacht is gericht tegen de wijze van betrachten van de zorgplicht. Mitsdien is het beroep van de directeur gegrond en moet klager alsnog niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag.

c.
Op grond van artikel 43, eerste lid, van de Bvt draagt het hoofd van de inrichting zorg voor vorming en onderwijs. Om dezelfde redenen als hiervoor onder b weergegeven staat terzake alleen beklag open als sprake is van het niet betrachten van de in
artikel 43 Bvt genoemde zorgplicht. De klacht van klager richt zich echter tegen de wijze van betrachten van de zorgplicht, nu wordt geklaagd over het soort onderwijs dat wordt aangeboden en niet over het geheel ontbreken van onderwijs. Het enkele feit
dat de inrichting geen onderwijs aanbiedt dat precies aansluit bij de achtergrond en wensen van klager, betekent niet dat aan de zorgplicht in het geheel niet is voldaan. Gelet hierop en artikel 56, vierde lid, van de Bvt is het beroep van de directeur
derhalve gegrond en moet klager alsnog in zijn beklag niet-ontvankelijk worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van klager met betrekking tot onderdeel a van het beklag gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op €
25,=.
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur ten aanzien van de onderdelen b en c gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in deze onderdelen van het beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. drs. T.A.M. Louwe en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 14 februari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven