Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2670/TA, 11 februari 2011, beroep
Uitspraakdatum:11-02-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2670/TA

betreft: [klager] datum: 11 februari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.J.M. Bommer, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 2 september 2010 van de alleensprekende beklagrechter bij FPK Oldenkotte te Rekken, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. A.J.M. Bommer om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het onthouden van ziekengeld vanwege het niet accepteren van klagers ziekmelding.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het gaat er om of klager vanwege zijn open wond aan zijn - kort daarvoor in het ziekenhuis geopereerde - hand wel of niet arbeidsgeschikt te achten was. De beklagcommissie baseert zijn beslissing ten onrechte op informatie van de huisarts en de
medische
dienst, daar deze niet ter zake deskundig zijn. De inrichting had een arbodienst of arbeidsdeskundige moeten inschakelen, zoals dat in dergelijke zaken te doen gebruikelijk is. Bovendien is nagelaten de behandelend chirurg om advies te vragen. Klager
heeft van laatstgenoemde vernomen dat hij geen werkzaamheden met de hand mocht verrichten zolang de wond niet volledig genezen was. Hierop is van de kant van de inrichting geen enkele reactie gekomen, terwijl dit relevant kan zijn voor de beoordeling
van het beroep. Klager is verder vanuit het ziekenhuis geadviseerd om in verband met de genezing van de wond eventueel fysiotherapie te ondergaan. In het licht van het vorenstaande kan niet zonder meer worden gesteld dat er geen medische noodzaak was
om
klager niet arbeidsongeschikt te achten. Bovendien heeft de wond een zeer lange hersteltijd nodig gehad om te komen tot de situatie die op 23 maart 2010 aanwezig was. Uit de stukken blijkt niet dat bij de beslissing om klager weer arbeidsgeschikt te
verklaren rekening is gehouden met het reële risico dat de wond bij het verrichten van werkzaamheden weer zou openspringen en de omstandigheid dat de wond op 23 maart 2010 nog zeer pijnlijk was.
Zijn klacht is daarom ten onrechte ongegrond verklaard.

Het hoofd van de inrichting heeft in beroep verwezen naar het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt.

3. De beoordeling
Volgens artikel 8.10.12 van de huisregels van de inrichting beslist het hoofd behandeling, in voorkomende gevallen na raadpleging van de medische dienst, of de patiënt activiteitenongeschikt moet worden verklaard.

Vast staat dat klager in verband met een operatie aan zijn hand op 25 januari 2010 activiteitenongeschikt is verklaard. Medio februari 2010 verzorgt de medische dienst klagers hand.
Op 23 maart 2010 is in het multidisciplinair team gesproken over klagers verzoek tot ongeoorloofde afwezigheid van zijn werk. Besloten is klager activiteitengeschikt te verklaren en klagers verzoek af te wijzen, omdat klager volgens de huisarts rustig
kan proberen weer aan het werk te gaan, uiteraard daarbij rekening houdend met zijn geopereerde hand.

Het hoofd van de inrichting heeft in redelijkheid op het oordeel van de huisarts en medische dienst mogen afgaan en niet hoeven overgaan tot uitbetaling van een vergoeding als door klager verzocht. Het is in de onderhavige zaak noch aan de
beklagcommissie noch aan de beroepscommissie te treden in de professionele beoordeling door de huisarts en de medische dienst van de inrichting. De Bvt kent geen rechtsmiddel tegen het medisch handelen van de huisarts en de medische dienst van
tbs-inrichtingen.

Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met verbetering van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 11 februari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven