nummer: 10/2651/TA
betreft: [klager] datum: 11 februari 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 30 augustus 2010 van de alleensprekende beklagrechter bij FPK Oldenkotte te Rekken, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. S.O. Roosjen om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft plaatsing op de afdeling voor intensieve zorg (afdeling I-A).
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft zijn klacht binnen de wettelijke termijn verstuurd. De schriftelijke mededeling van de op 27 april 2010 geëffectueerde plaatsing op afdeling I-A is pas op 18 mei 2010 aan klager uitgereikt. Klager is toen pas attent gemaakt op de
mogelijkheid van beklag. Hij heeft het klaagschrift op 22 mei 2010 opgesteld en dezelfde dag afgegeven aan een personeelslid van de afdeling. Klager verbleef op dat moment op de afdeling voor bijzondere zorg en kon daardoor niet zelf brieven posten. De
brievenbus bevindt zich buiten de afdeling. Het is klager niet bekend wanneer het betreffende personeelslid de klachtbrief heeft gepost. Dit kan enkele dagen nadien zijn geweest, waarbij ook een rol kan hebben gespeeld dat Pinksteren rond die dagen
viel. Klager dient daarom in zijn beklag te worden ontvangen.
Klager heeft in beklag gemeld dat zijn gedrag te maken had met de wijziging van zijn medicatie. Herhaaldelijk heeft hij aangegeven zich niet goed te voelen. Een aanpassing van zijn medicatie was de juiste handelwijze. Overplaatsing naar afdeling I-A
was
niet noodzakelijk. Meer inzicht in zijn psychopathologie was niet nodig omdat deze al meer dan bekend was.
Het beklag dient gegrond te worden verklaard en aan klager dient een passende tegemoetkoming te worden gegeven.
Het hoofd van de inrichting heeft in beroep verwezen naar het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt.
3. De beoordeling
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk in zijn klacht verklaard zonder klager mondeling of schriftelijk in de gelegenheid te stellen om aan te geven wanneer en op welke wijze hij zijn klaagschrift heeft ingediend. In beroep stelt klager dat de
schriftelijke mededeling van de beslissing hem op afdeling I-A te plaatsen op 18 mei 2010 aan hem is uitgereikt, alsmede dat hij het klaagschrift op 22 mei 2010 (een zaterdag) heeft opgesteld en dezelfde dag heeft meegegeven aan een personeelslid van
de
afdeling omdat de brievenbus zich buiten afdeling I-A bevindt. Deze stelling is in beroep niet door de inrichting betwist. Onder deze omstandigheden zal de beroepscommissie klager het voordeel van de twijfel geven en er van uitgaan dat het niet aan
klager is te wijten dat zijn klaagschrift pas op 1 juni 2010 door het secretariaat van de commissie van toezicht is ontvangen. Klager kan daarom alsnog in zijn beklag worden ontvangen.
Vast staat dat klager vanwege een incident op 23 april 2010, waarbij hij zonder aanleiding en waarschuwing een personeelslid van achteren plotseling in de wurggreep nam, op 27 april 2010 op afdeling I-A is geplaatst voor verdere observatie en om een
inschatting te kunnen maken in het kader van de orde en veiligheid in de inrichting. Klager verbleef sinds 25 maart 2010 in de inrichting en kreeg vanaf 12 april 2010 geen antidepressiva meer, maar Risperdal 1 mg vanwege zijn psychotisch
toestandsbeeld
en zijn autisme. Volgens de inrichting heeft klager aanvankelijk verklaard dat het incident impulsief was, maar deelde hij een dag later mee dat hij het bewust heeft gedaan en bij terugkomst op zijn afdeling driemaal zo hard weer iemand zal gijzelen.
Onder deze omstandigheden kan plaatsing op afdeling I-A niet onredelijk of onbillijk worden genoemd. Overigens is de medicatie Risperdal op klagers verzoek op 18 mei 2010 stopgezet. In de intakebespreking van 31 mei 2010 is aan klager gemeld dat er
geen
sprake meer is van een crisissituatie en dat hij zo spoedig mogelijk zal worden doorgeplaatst naar afdeling I-B.
Het beklag zal daarom ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 11 februari 2011
secretaris voorzitter