Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3770/GM, 10 februari 2011, beroep
Uitspraakdatum:10-02-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3770/GM

betreft: [klager] datum: 10 februari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 1 december 2010 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

De beroepscommissie hield zitting op 26 januari 2011 in de p.i. Amsterdam Over-Amstel.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Ter Apel heeft telefonisch laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 16 september 2010, betreft het niet serieus nemen van klagers nekklachten.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn beroep als volgt schriftelijk toegelicht.
Klager is niet tweemaal maar slechts éénmaal door de verpleegkundige gezien. Toen had klager al een dwangstand van zijn nek naar rechts. Aanvankelijk dacht klager dat het de arts was, maar toen bleek dat een verpleegkundige zijn klacht niet heeft
herkend vond hij dat des te erger.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Hij geeft aan niets toe te voegen te hebben aan de eerder tegen over de medisch adviseur gegeven reactie. Deze luidt als volgt. Klager is op 8 september 2010 voor zijn nek gezien door de verpleegkundige en een tweede maal op de afdeling. Daar maakte
hij
een veel minder zieke indruk. Mogelijk heeft de verpleegkundige geobserveerd terwijl klager het niet opmerkte. De volgende dag beoordeelde een collega arts klager en werd klager doorgestuurd. Na een nacht ziekenhuis, waar een mri-scan was gemaakt, kwam
klager weer terug. In het weekend is hij door een collega arts vervroegd naar het ziekenhuis voor operatie gestuurd. Klager is door maar één arts gezien.
De verpleegkundige lijkt niets kwalijk genomen te kunnen worden, hij nam de moeite klager nog eens te observeren. Klager werd niet direct geopereerd, wel met spoed naar het ziekenhuis voor operatie gestuurd na verslechtering. De verpleegkundige
verantwoordelijk houden voor eventuele restverschijnselen na de operatie is niet realistisch. Na de operatie volgde in de inrichting fysiotherapie.

Na de behandeling ter zitting heeft klager op 4 februari 2011 telefonisch contact opgenomen met het secretariaat. Hierbij gaf hij aan vanwege een verhuizing de uitnodiging voor de zitting te laat te hebben ontvangen, terwijl hij nog wel graag een
nadere
toelichting had willen geven.
Zijn raadsvrouw, [...], ten tijde van de behandeling van het beroep niet bij het secretariaat bekend als zijnde de raadsvrouw van klager, heeft op 8 februari 2011 schriftelijk gevraagd naar de stand van zaken in de procedure en aangegeven dat klager na
zijn detentie enkele malen is verhuisd.

3. De beoordeling
Het is de verantwoording van klager er voor zorg te dragen dat na het instellen van het beroep de juiste adresgegevens van hem bij het secretariaat bekend zijn. Het secretariaat heeft bij de p.i. Ter Apel navraag gedaan naar het adres van klager na
zijn
invrijheidstelling. Naar dit adres is op 20 en 28 december 2010 en 11 en 12 januari 2011 post gezonden. Deze post is niet retour gekomen, zodat er redelijkerwijs vanuit gegaan kon worden dat klager op dat adres woonachtig was of is geweest. Dat klager
niet ter zitting heeft kunnen verschijnen omdat hij op enig moment verhuisd zou zijn zonder het secretariaat daarvan in kennis te stellen en hij de aan hem gerichte post blijkbaar wel, maar in een later stadium, ontvangen heeft, dient dan ook geheel
voor zijn rekening te komen.

De beroepscommissie stelt na bestudering van de stukken, waaronder het medisch dossier van klager, vast dat er door de medische dienst, zowel de verpleegkundige als de arts, goed en adequaat is gehandeld naar aanleiding van klagers klachten. Op 8
september 2010 komt klager bij de medische dienst met nekklachten mogelijk als gevolg van krachtoefeningen op de luchtplaats de dag ervoor. Er wordt stijfheid geconstateerd waar, blijkens het dossier, op dat moment niets mee gedaan kon worden. Als
klager de dag erna verkrampt en met uitstralingen bij de arts van de medische dienst komt, neemt deze meteen contact op met de neuroloog en wordt klager nog dezelfde dag naar het ziekenhuis gestuurd.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. dr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, R.A. Arnold en J.G.J. de Boer, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 10 februari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven