Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0016/GV, 9 februari 2011, beroep
Uitspraakdatum:09-02-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/16/GV

betreft: [klager] datum: 9 februari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 27 december 2010 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Hij zou gefraudeerd hebben bij een urinecontrole en te boek staan als een veelpleger. Zijn eerdere verlofaanvraag is ook om deze redenen afgewezen. Gedrag voorafgaand aan detentie is geen grond om verlof af
te wijzen. De selectiefunctionaris heeft tevens aangevoerd dat verlofverlening maatschappelijk onaanvaardbaar zou zijn. Ook dit is geen reden om klagers verlofaanvraag af te wijzen.
Klager is voor de eerste keer gedetineerd en wat hem betreft voor de laatste keer. Hij is niet vluchtgevaarlijk. Hij heeft een detentie van twee jaar achter de rug. Het is nu tijd om zich voor te bereiden op zijn vrijlating. Hij vreest straks op straat
te staan zonder dat hij een verblijfplaats heeft geregeld.
Verwezen wordt naar artikel 4 en artikel 6, derde lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, hierna de Regeling. Er is in strijd met de wet gehandeld.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager had bij een urinecontrole op 27 september 2010 een te laag kreatininegehalte. De urine was teveel verdund. Dit wordt gezien als fraude. Hetgeen volgens het drugsontmoedigingsbeleid gelijk staat aan harddruggebruik. De eerste twee aanvragen voor
algemeen verlof dienen hierdoor afgewezen te worden. Het betreft hier de tweede aanvraag na de bewuste urinecontrole.
Voorts staat klager bekend als veelpleger. De politie acht de kans groot dat klager in zijn oude gewoonten gaat vervallen, waardoor recidive en de kans op verstoring van de openbare orde aanwezig is.
Klager heeft aangegeven dat hij geen drugsprobleem kent, hoewel hij eerder scoorde op het gebruik van softdrugs. Daarnaast heeft hij verschillende rapporten ontvangen in verband met zijn gedrag. Hij heeft verschillende opstootjes met andere
gedetineerden met het personeel gehad. Op grond van het drugsontmoedigingsbeleid is het aangevraagde verlof afgewezen.
Secundair speelt het negatieve politieadvies.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting Nieuwegein heeft op grond van klagers gedrag in de inrichting en het feit dat het een tweede verlofaanvraag betreft, nadat hij gefraudeerd heeft bij een urinecontrole, negatief geadviseerd ten aanzien van de
verlofaanvraag.
De advocaat-generaal heeft geen bezwaar tegen verlofverlening.
De politie heeft aangegeven dat klager in het verleden zeer veel malen met politie en justitie in aanraking is geweest. Hij staat te boek als veelpleger. Het risico dat hij tijdens verlof in oude gewoonten zal vervallen, wordt als erg groot ingeschat.
Geadviseerd is om de verlofaanvraag af te wijzen.

Door de secretaris van de beklagcommissie Nieuwegein is op 2 februari 2011 telefonisch meegedeeld dat op het secretariaat geen beklag van klager is ontvangen dat betrekking zou hebben op de oplegging van een disciplinaire straf in verband met fraude
met
een urinecontrole, die plaatsgevonden zou hebben in oktober 2010.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek, wegens afpersing. Aansluitend dient hij 28 dagen gevangenisstraf te ondergaan. De datum van invrijheidstelling is thans bepaald op 2 november 2011.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Klager heeft aangevoerd dat de hoorplicht als vermeld in artikel 6, derde lid, van de Regeling is geschonden.
De beroepscommissie overweegt dat uit de Nota van toelichting op het artikel volgt dat de directeur de gedetineerde in de gelegenheid moet stellen om op het advies te reageren.
Op bladzijde vier van de inrichtingsrapportage staat vermeld dat klager op de hoogte is gesteld van het inrichtingsadvies en niet akkoord is. Hieruit volgt dat aan het bepaalde in artikel 6, derde lid, van de Regeling is voldaan.

Uit de inrichtingsrapportage volgt voorts dat klager disciplinair is gestraft wegens fraude bij een urinecontrole. Enkele maanden eerder was hem een disciplinaire straf opgelegd in verband met een positieve urinecontrole op het gebruik van softdrugs.
Voorts is klager in verband met negatief gedrag meermalen rapport aangezegd.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden in het licht van het drugsontmoedigingsbeleid een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. De beslissing van de
Staatssecretaris is niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder c van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of
onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 9 februari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven