Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2591/GA, 4 februari 2011, beroep
Uitspraakdatum:04-02-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2591/GA

betreft: [klager] datum: 4 februari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.F.J. Smeets, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 augustus 2010 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 januari 2010, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klagers raadsvrouw, mr. M. Lochs, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde p.i.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen wegens onvoorspelbaar, agressief en dreigend gedrag, welke ordemaatregel extern ten uitvoer werd gelegd op de Landelijke
afzonderingsafdeling (l.a.a.) van de p.i. Vught.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Gepersisteerd wordt bij hetgeen in het beroepschrift naar voren is gebracht. Klager zet vraagtekens bij het tekenen van de mededeling van de oplegging van de ordemaatregel. Het is volgens hem de vraag of het ‘in opdracht van’ tekenen wel door de beugel
kan. Vastgesteld kan wel worden dat niet duidelijk is wie er nu feitelijk ondertekend heeft. Klager vindt voorts dat er geen aanleiding was voor het inzetten van het Interne Bijstandsteam (IBT). Ook vraagt hij zich af of er wel sprake was van voldoende
ernstige bezwaren om hem toen op de l.a.a. te plaatsen.

De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager mocht op 25 maart 2010 tijdens het moment voor de persoonlijke verzorging niet telefoneren. Uiteraard had klager op een later moment op die dag wel gebruik mogen maken van de telefoon. Omdat klager zich vervolgens heeft misdragen, is besloten
hem
in een afzonderingscel te plaatsen. Klager reageerde verbaal erg agressief. Door het afdelingshoofd en de directeur is daarop besloten het IBT in te schakelen. Er was volgens de directeur gelet op het gedrag van klager voldoende reden om hem af te
zonderen. Het is juist dat de mededeling van afzondering is getekend ‘i.o.v’ en dat betekent: in opdracht van. De directeur weet niet wie de mededeling van de beslissing tot oplegging van de bestreden ordemaatregel heeft ondertekend. Een en ander is
naar moet worden aangenomen geschied in opdracht van de plaatsvervangend vestigingsdirecteur. Inmiddels wordt niet meer ‘in opdracht van’ getekend.
Klager werd op 25 maart 2010 door het IBT tijdelijk vanuit unit 2 in unit 1 geplaatst en van daaruit is hij later overgeplaatst naar de l.a.a. De p.i. Vught wordt in dergelijke gevallen als één inrichting gezien en de gedetineerde wordt dan (tijdelijk)
geplaatst in een straf- of afzonderingscel van unit 1. De plaatsing van klager op unit 1 was een beslissing van het afdelingshoofd. Tot vorige maand waren alle straf- en afzonderingscellen in de p.i. Vught in gebruik ten behoeve van alle afzonderlijke
inrichtingen van de p.i. Vught.
Door de plaatsvervangend vestigingsdirecteur is vervolgens besloten klager in de l.a.a. te plaatsen. Hij is daar geplaatst om de verhouding met het personeel op de afdeling niet verder te verstoren. Na zijn l.a.a.-plaatsing hebben er gesprekken
plaatsgevonden tussen klager en het personeel. Uiteindelijk is klager na veertien dagen in de l.a.a. te hebben verbleven, teruggeplaatst in de BGG in Vught.

3. De beoordeling
Ter beoordeling staan hier de beslissing tot afzondering, de overbrenging ter tenuitvoerlegging daarvan naar unit 1 en de beslissing tot tenuitvoerlegging van de afzonderingsbeslissing in de l.a.a.

Ten aanzien van de beslissing tot oplegging van de ordemaatregel van plaatsing in afzondering is aannemelijk geworden dat verzoekers gedrag op 25 maart 2010 voorafgaand aan en tijdens de plaatsing in een afzonderingscel zodanig was, dat de beslissing
tot afzondering niet onredelijk of onbillijk was. Niet aannemelijk is echter geworden dat de beslissing tot oplegging van de bestreden ordemaatregel is genomen door een daartoe bevoegde functionaris. De directeur heeft immers aangegeven niet te weten
wie die beslissing heeft ondertekend, terwijl op de mededeling staat vermeld dat die ondertekening is geschied ‘in opdracht van’ zonder nadere vermelding door en voor wie. In zo verre is het beklag gegrond.

De overbrenging van klager naar unit 1 ter tenuitvoerlegging van de afzondering impliceert een beslissing tot overplaatsing naar een andere inrichting. Klager verbleef immers in Unit 6 en werd overgeplaatst naar unit 1. De Minister van Justitie heeft
de
units 1 en 6 bij besluit van 5 februari 2009 aangewezen als afzonderlijke inrichtingen met een eigen bestemming. Tot overplaatsing naar een andere inrichting is de selectiefunctionaris bevoegd. Nu echter tot de overplaatsing is beslist door de
directeur, is het beklag eveneens in zoverre gegrond.

Met toepassing van artikel 25 van de Pbw is klager ter tenuitvoerlegging van de afzonderingsbeslissing overgebracht naar de l.a.a. Die beslissing voldoet naar het oordeel van de beroepscommissie aan de wettelijke vereisten en is, gelet op het gedrag
van
klager dat aanleiding gaf tot de afzonderingsbeslissing alsmede de verstoorde verhouding met het personeel, bij afweging van alle omstandigheden niet onredelijk of onbillijk.
Hetgeen hiervoor is overwogen leidt ertoe dat de bestreden uitspraak van de beklagrechter niet in stand kan blijven en dat het beklag gegrond moet worden verklaard nu niet vaststaat dat de onderliggende afzonderingsbeslissing is genomen door de
directeur en is gebleken dat tot de (tijdelijke) overbrenging naar en afzondering in unit 1 door een daartoe niet bevoegde functionaris is beslist.

De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming en zal de hoogte daarvan vaststellen op € 47,50.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond ten aanzien van de beslissing tot oplegging van de ordemaatregel en de tenuitvoerlegging daarvan in Unit 1, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart dit onderdeel van het
beklag gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 47,50.
Voor het overige verklaart de beroepscommissie het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van de beklagrechter in zoverre.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 4 februari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven