Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3412/GM, 3 februari 2011, beroep
Uitspraakdatum:03-02-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3412/GM

betreft: [klager] datum: 3 februari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 29 oktober 2010 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 januari 2011, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is klager, met gebruikmaking van een tolk Turks via de tolkentelefoon, gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Ter Apel heeft telefonisch laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 6 augustus 2010, betreft het niet serieus nemen van klagers rugklachten.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft in beroep het volgende aangevoerd. In de vorige inrichting zou er een mri-scan van klagers rug gemaakt zijn. Toen hij vroeg de uitslag te mogen bekijken werd er gezegd dat dat niet kon en dat er nog geen scan gemaakt zou zijn. In de
reactie
van de medisch adviseur staat dat er wel een mri-scan gemaakt is. Klager voelt zich door dit alles niet serieus genomen. Klager wil de gegevens omtrent de mri-scan. Hij wil ermee naar de rechter omdat de artsen en de ziekenhuizen niet eerlijk zijn.
Klager heeft een hernia.
Ter zitting heeft klager daaraan nog toegevoegd dat hij gedurende zijn verblijf in de p.i. Esserheem al medische papieren uit Turkije heeft overgelegd, waaruit bleek dat hij last heeft van een rughernia. Er is in Nederland geen mri-scan gemaakt. Toen
klager een advocaat inschakelde werd gezegd dat er wel een mri-scan is gemaakt. Daar is klager niets van bekend. Hij heeft ook geen naam van de arts die de mri-scan gemaakt zou hebben. Er moet een mri-scan gemaakt worden, waar een onafhankelijk arts
naar moet kijken. Klager wil de gegevens dan ook inzien. Toen klager bij de arts was, was er geen tolk aanwezig, waardoor hij zijn probleem niet heeft kunnen uitleggen.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
De inrichtingsarts verwijst in zijn reactie naar een verslag van een detentie van klager elders uit 2008. Daarin staat dat er via de neuroloog een mri-scan werd gemaakt en dit ook met klager werd besproken. De arts zag klager op 15 september 2010. Naar
zijn idee was er geen sprake van een HNP-beeld, wel van blokkades, waarvoor klager is verwezen naar de fysiotherapeut. Daar is klager nog in behandeling.

3. De beoordeling
Uit de stukken, waaronder het medisch dossier, komt naar voren dat klagers rugklachten goed zijn onderzocht. Er is eerder van klagers rug een mri-scan gemaakt, waaruit is gebleken dat klager geen hernia heeft. Ook op 2 augustus 2010 heeft klager niet
aannemelijk gemaakt dat zijn klachten thans zouden duiden op een hernia. De oorzaak van zijn lage rugklachten blijft onduidelijk. Het door de medische dienst ingezette beleid, klager krijgt pijnstilling en fysiotherapie, is evenwel niet onzorgvuldig
gebleken.
Wel wordt opgemerkt dat het raadzaam is als de inrichtingsarts bij een volgend consult van klager gebruik maakt van een tolk Turks via de tolkentelefoon.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. dr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, J.G.J. de Boer en M.F. van Brederode-Zwart, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris,
op 3 februari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven