Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3699/GM, 3 februari 2011, beroep
Uitspraakdatum:03-02-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3699/GM

betreft: [klager] datum: 3 februari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 1 december 2010 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 januari 2011, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is klager gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Ter Apel heeft telefonisch laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 11 september 2010, betreft de verstrekking van 80 mg methadon in plaats van 10 mg methadon.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd.
Bij binnenkomst in de p.i. Ter Apel kreeg klager 25 mg methadon. Dit was inmiddels teruggebracht naar 10 mg. Aan klager is op 9 september 2010 80 mg methadon verstrekt in plaats van 10 mg methadon. Hij heeft zich door de verkeerde verstrekking niet
goed
gevoeld. Aanvankelijk merkte hij nog niets. Hij moest naar de medische dienst waar werd aangegeven dat klager terug moest naar de afdeling en dat er iedere vijf à tien minuten een p.i.w.-er langs zou komen voor een praatje en om te kijken hoe het ging.
Hij werd kortademig, duizelig en misselijk. Ook kreeg klager angstaanvallen. Klager kon niet naar de Raadkamer van de rechtbank om zijn zegje in zijn strafzaak te doen. Klagers celdeur bleef tot 12.00 uur open en alleen het eerste uur kwam er af en toe
iemand naar binnen kijken. In de middag werd er niet meer op klager gelet. Hij kon niet naar de arbeid waardoor hij de rest van de middag achter een gesloten deur zat. Er is niemand meer bij hem geweest.

De inrichtingsarts verwijst naar hetgeen hij tegenover de medisch adviseur heeft aangegeven en heeft verder het volgende standpunt ingenomen.
Hij erkent dat klager door een piw-er de methadon bestemd voor een andere gedetineerde uitgereikt heeft gekregen. Dit kan de medische dienst niet worden verweten.
Klager werd nadien gezien door de verpleegkundige, die contact opnam met de arts. Aangezien klager bekend was met methadongebruik leek carefull watching aangewezen. Gedurende de dag bleef hij zich, zo blijkt uit de medische rapportage, goed voelen.
Voor
zijn eigen veiligheid bleef hij in de inrichting en werd er van afgezien klager naar Raadkamer te laten gaan.

3. De beoordeling
Klagers klacht betreffende de uitreiking van de verkeerde hoeveelheid methadon heeft naar het oordeel van de beroepscommissie geen betrekking op medisch handelen door of namens de inrichtingarts en derhalve kan de beroepscommissie klager niet in de
klacht ontvangen. Nu de uitreiking van de medicatie door een p.i.w.-er eerder een klacht lijkt te zijn in de zin van artikel 60, eerste lid, Pbw zal de beroepscommissie de klacht doorsturen naar de beklagcommissie bij de p.i. Ter Apel. Klager zal op
dit
onderdeel niet-ontvankelijk worden verklaard.

Ten aanzien van het handelen door de medische dienst na constatering dat klager een te hoge dosering methadon was verstrekt, welke hij reeds tot zich had genomen, overweegt de beroepscommissie het volgende. Uit het medisch dossier van klager blijkt dat
klager, na de melding dat hij de veel te hoge dosering methadon had gekregen, is gezien door de verpleegkundige nadat deze daarover overleg met de arts had gehad. De verpleegkundige gaf aan, blijkens de verklaringen van klager, dat hij naar de afdeling
terug moest en dat er met enige regelmaat iemand bij hem zou komen kijken. Niet blijkt dat klager kort na de constatering dat hij te veel methadon tot zich genomen had, noch op enig ander moment die dag door de arts is gezien. Evenmin blijkt dat de
situatie van klager in de loop van de dag op enig moment door iemand van de medische dienst is gecontroleerd.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts moet worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve op dit onderdeel
gegrond worden verklaard.

Klager zal de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht ten aanzien van de uitreiking van de medicatie door de p.i.w.-er en verwijst de klacht in zoverre door naar de beklagcommissie van de p.i. Ter Apel met het verzoek om deze klacht in
behandeling te nemen.

De beroepscommissie verklaart het beroep gericht tegen het medisch handelen gegrond.

Zij bepaalt de aan klager ten laste van de p.i. Ter Apel toekomende tegemoetkoming op
€ 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, J.G.J. de Boer en M.F. van Brederode-Zwart, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 3 februari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven