Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3323/GV, 3 februari 2011, beroep
Uitspraakdatum:03-02-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3323/GV

betreft: [klager] datum: 3 februari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. O.E. de Jong, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 november 2010 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De afdeling BSD van de inrichting stelt dat het functioneren van klager redelijk is te noemen. Klager houdt zich aan de gemaakte afspraken en laat een positieve gedragsverandering zien. Tevens benadrukt
de inrichting dat klager gemaakte afspraken in de inrichting goed nakomt. De argumenten van de Staatssecretaris betreffende de agressieve persoonlijkheid van klager en de onbetrouwbaarheid in het naleven van regels en afspraken, worden volstrekt niet
ondersteund door de inrichting. Voorts stelt het BSD dat zij, ondanks klagers verblijf op de bgg-afdeling, klager al eerder klaar acht voor verlof. De verlofaanvraag is bevroren om klager de mogelijkheid te geven een langere periode positief gedrag te
tonen. Het BSD achtte de periode van positief gedrag op de bgg-afdeling (ten tijde van de verlofaanvraag 4,5 maand) lang genoeg om een poging tot verlof te wagen. Het Openbaar Ministerie heeft geen bezwaar tegen het verlenen van algemeen verlof. Het
feit dat de politie geen contact kan maken met de bewoonster van het verlofadres kan klager niet worden tegengeworpen. De bewoonster heeft aangegeven akkoord te gaan met haar adres als verlofadres van klager. Het verlenen van verlof vereist niet een
zwaardere vorm van medewerking dan een akkoordverklaring. De slachtoffers wonen voornamelijk in de omgeving van Den Haag. Zodoende zal de kans op confrontatie met slachtoffers veel minder groot zijn. Klager verblijft gedurende zijn verlof niet in Den
Haag. De politie heeft niet onderbouwd waarom dit risico er nog steeds is. Voorts geeft de politie niet aan welke slachtoffers in Rotterdam zouden wonen. De feiten waarvoor klager is veroordeeld dateren van enkele jaren geleden. Daarom zal moeten
worden
nagegaan of de slachtoffers waar de politie op doelt inderdaad nog steeds in Rotterdam wonen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager verblijft sinds 18 juni 2010 op de bgg-afdeling van de p.i. Zoetermeer. Hij is op deze afdeling geplaatst, omdat hij fysieke agressie heeft geuit naar een
medegedetineerde en hij betrokken was bij een zeer dreigende en geëscaleerde situatie tijdens een grootschalige ontruimingsoefening. Plaatsing in een bgg-regime is in beginsel voor een periode van zes maanden. De directeur van de inrichting adviseert
negatief gelet op het feit dat klager pas sinds kort gewenst gedrag vertoont. Het Openbaar Ministerie adviseert positief en de politie adviseert negatief gelet op het feit dat zij de kans groot inschatten dat sprake zal zijn van intimidatie en contact
met slachtoffers. De politie heeft daarnaast geen contact kunnen leggen met de bewoner van het opgegeven verlofadres. Klager verwijst naar de opvatting van het BSD. De directeur heeft echter een negatief advies uitgebracht. Weliswaar kan klager niet
worden aangerekend dat de politie geen contact heeft kunnen krijgen met de bewoonster van het verlofadres, een feit blijft dat de politie de daadwerkelijke controle niet heeft kunnen uitvoeren. Aan het verlenen van verlof zouden bijzondere voorwaarden
kunnen worden gesteld.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de bgg Zoetermeer heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Den Haag heeft geen bezwaar tegen verlofverlening. De politie te Rotterdam acht de kans op
intimidatie en contact met slachtoffers ook vanuit Rotterdam erg groot.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek, wegens diefstal met geweld. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 11 maart 2011.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag. Hij kan in totaal vier verlofaanvragen indienen.

Klager is vanwege een ernstig incident vanuit het huis van bewaring Alphen aan den Rijn op 18 juni 2010 geplaatst op de bgg Zoetermeer. Op deze afdeling worden gedetineerden geplaatst die gelet op hun persoonlijkheid en/of gedrag in de inrichting niet
geschikt zijn voor plaatsing in een regime van algehele gemeenschap. De Staatssecretaris meent dat een plaatsing op een bgg-afdeling het verlenen van verlof in de weg kan staan, nu gevreesd moet worden dat het verlof niet zonder problemen zal verlopen.
Aan deze stelling kan voorbij worden gegaan, omdat klager op 20 december 2010 is overgeplaatst naar de p.i. Krimpen aan den IJssel en verblijft op een afdeling met een regime van algehele gemeenschap. Gelet hierop en klagers einddatum is de
beroepscommissie van oordeel dat thans een zwaarder gewicht dient te worden toegekend aan het belang van klager op een geleidelijke terugkeer in de maatschappij. De door de politie aangevoerde bezwaren vanwege mogelijke slachtofferconfrontatie zijn
onvoldoende gespecificeerd. Tegen deze achtergrond is de beslissing van de Staatssecretaris onredelijk en onbillijk. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De bestreden beslissing zal worden vernietigd en de Staatssecretaris zal worden
opgedragen met in achtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen, binnen een termijn van een week na ontvangst van deze uitspraak. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van een week na ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris,
op 3 februari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven