Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1773/GA, 3 februari 2011, beroep
Uitspraakdatum:03-02-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1773/GA

betreft: [klager] datum: 3 februari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 7 juni 2010 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van genoemde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Klager is bij brief van 16 december 2010 in de gelegenheid gesteld zijn beroep nader toe te lichten op het punt van de tijdige binnenkomst van het beroep.
Aan klager zijn de volgende vragen voorgelegd: is het juist dat beroep is ingesteld ruim voordat de beklagrechter een beslissing heeft gegeven, is er sprake van een verschrijving in het beroepschrift en moet in plaats van 3 mei 2010 3 juni 2010 worden
gelezen en is er een verklaring waarom beroep is ingesteld tegen een beslissing die niet genomen was.
Het secretariaat van de RSJ heeft geen schriftelijke reactie van klager ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het feit dat de voeding die klager wordt aangeboden te vet is en dat hij geen andere maaltijd kan kiezen.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Klager is verschenen op de beklagzitting van 31 mei 2010. Klager zou onbeleefd zijn geweest door de beklagrechter per ongeluk met ‘je’ in plaats van ‘u ’aan te spreken. Klager heeft zijn verontschuldigen aangeboden, maar de beklagrechter bleef boos.
Klager heeft vervolgens verzocht de zaak aan te houden, omdat hij het gevoel had geen eerlijk proces te krijgen. Hij wilde zich door zijn raadsman laten bijstaan. Daarop is klager aangezegd te vertrekken. Klager heeft zoiets nog nooit eerder meegemaakt
en dit is in strijd met de mensenrechten.

De directeur heeft in beroep volhard in het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt.

3. De beoordeling
Klager is bij brief van 16 december 2010 in de gelegenheid gesteld zijn beroep nader toe te lichten op het punt van de tijdige binnenkomst van het beroep. Van klager is geen reactie ontvangen.

In artikel 69 Pbw is bepaald dat de directeur en klager tegen de uitspraak van de beklagcommissie beroep kunnen instellen door het indienen van een beroepschrift. Klagers beroepschrift is gedateerd 3 mei 2010 en op 8 juni 2010 bij de RSJ ontvangen. De
beslissing van de beklagrechter is gegeven op 7 juni 2010 en verzonden op 8 juni 2010. Op het moment dat klager beroep instelde had de beklagrechter nog geen uitspraak gedaan. De beroepscommissie zal klager derhalve niet-ontvankelijk in zijn beroep
verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 3 februari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven