Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2382/GA, 26 januari 2011, beroep
Uitspraakdatum:26-01-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2382/GA

betreft: [klager] datum: 26 januari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Boschpoort Breda,

gericht tegen een uitspraak van 5 augustus 2010 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 december 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, is klagers raadsman mr. M.A.W. Nillesen verschenen.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
De directeur van de locatie Boschpoort is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat de geboden tijd waarin klager het omvangrijke strafdossier door middel van een laptop met usb-stick kan bekijken te gering is om de strafzaak degelijk voor te bereiden en de weigering om de strafzaak in het weekend en de
avonden op zijn cel voor te bereiden.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk als volgt toegelicht.
De afwijzing van het verzoek om de beschikking te krijgen over een computer met usb-stick op cel is gelegen in het feit dat deze vermeld staan in de huisregels op de lijst van niet toegestane voorwerpen. Dit is een voor alle gedetineerden geldende
regel
en er is ook geen sprake van strijdigheid met een hogere wet- of regelgeving. De directie is zich ervan bewust dat klager op een andere manier tegemoet moet worden gekomen, zodat hij zijn strafzaak op een adequate manier kan voorbereiden. Er behoeft
geen computer op cel aanwezig te zijn, maar er moet in voldoende mate een computer beschikbaar zijn. In de Pbw is niets geregeld over het kunnen beschikken over processtukken. Het uitgangspunt van de directie is dat de rechtsgang voor gedetineerden
ongestoord dient te verlopen. Aan klager is daarom het volgende aangeboden: klager kan met ingang van mei 2010 in een daartoe ingerichte spreekkamer vrijelijk beschikken over een laptop met usb-stick van maandag tot en met vrijdag van 08.00 uur tot
17.00 uur. Bovendien is het toegestaan om steeds een deel van het strafdossier fysiek op cel te houden zodat dat dossier in de avond- en weekenduren bestudeerd kan worden. Klager heeft van deze mogelijkheden geen gebruik gemaakt. De directie vindt dat
echter wel belangrijk. Daarom heeft het afdelingshoofd op 27 mei 2010, 8 juli 2010 en 12 juli 2010 gesprekken gevoerd met klager. Klager blijft weigeren om van de geboden mogelijkheden gebruik te maken. De directie heeft voldoende mogelijkheden aan
klager geboden en daarmee is in ruime mate aan klagers behoefte tegemoetgekomen. Klager heeft zijn eigen belang geschaad door te blijven weigeren gebruik te maken van de mogelijkheden om zich voor te bereiden op zijn strafproces. Het recht waarop
klager
zich beroept volgt uit artikel 6, derde lid, van het EVRM. De wijze van kennisneming is geregeld in de artikelen 17 tot en met 21 van het Besluit orde van dienst gerechten van 29 juli 2004. Op grond van voornoemde regelgeving is de uitspraak van de
beklagcommissie niet terecht. De directie voldoet ruimhartig aan klagers recht. De middelen worden hem ter beschikking gesteld zonder toezicht van een penitentiair medewerker. Bovendien dient klager niet ontvankelijk verklaard te worden. De directie
heeft namelijk eind april 2010 het besluit genomen klager gebruik te laten maken van de aangeboden faciliteiten en hem daarvan op de hoogte gesteld. Het klaagschrift is pas 19 juli 2010 ontvangen en daarom is klager niet-ontvankelijk.

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is verdachte in een omvangrijke strafzaak, de zogenoemde Passagezaak. Het strafdossier ontwikkelt zich nog steeds en behelst nu meer dan 375 ordners. Het fysieke dossier is nooit daadwerkelijk aangeboden. Klager leest de dossierstukken nu ‘s
avonds in zijn cel. Hij wordt verdacht van gebeurtenissen gepleegd in 1993. Klager moet dat jaar reconstrueren. De raadsman kan het dossier zelf ook niet leveren. Er wordt een vonnis verwacht in mei 2011. Voorts wordt opgemerkt dat klager bewust wordt
tegengewerkt door de directie. Tot 1 oktober 2010 kon klager namelijk niets aflezen van de usb-stick. De directeur heeft bewust niet aangegeven op welk account het digitale dossier af te lezen was.
Met betrekking tot de datum van het indienen van het beklag wordt betwist dat er eerder gesprekken zijn gevoerd met klager over de inzage van zijn strafdossier.

3. De beoordeling
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het beklag overweegt de beroepscommissie als volgt. Ingevolge artikel 61, vijfde lid, van de Pbw moet het klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de
beslissing waarover hij zich wenst te beklagen worden ingediend. Uit de stukken blijkt dat het klaagschrift dateert van 16 juli 2010 en op 19 juli 2010 op het secretariaat van de beklagcommissie is ontvangen. Gezien de gevoerde gesprekken tussen klager
en het afdelingshoofd begrijpt de beroepscommissie echter dat in dit geval sprake is van een voortdurende klacht om vrijelijk over het strafdossier te beschikken, zodat klager niet ten onrechte door de beklagcommissie is ontvangen in zijn klacht.
De beroepscommissie stelt voorop dat een gedetineerde in staat dient te worden gesteld om zich op de behandeling van zijn strafzaak voor te kunnen bereiden met behulp van daartoe geëigende middelen. Zij heeft eerder onder meer bepaald dat die middelen
kunnen inhouden dat aan een gedetineerde een laptopcomputer wordt verstrekt. Een gedetineerde heeft hierbij met name belang als het gaat om een strafzaak met een omvangrijk dossier. Net als de beklagcommissie is de beroepscommissie van oordeel dat de
directeur bij een verzoek als het onderhavige een belangenafweging dient te maken tussen het veiligheidsbelang van de inrichting en het procesbelang van klager. In dit geval is evident sprake van een zeer omvangrijk strafdossier dat onmogelijk in
fysieke vorm in één kamer bestudeerd kan worden. Klager heeft bovendien de status van preventief gehechte in zijn strafproces. Dit afgezet tegen het feit dat de digitale gegevensdrager (in dit geval een usb-stick) beveiligd kan worden, dan wel
beveiligd
wordt aangeleverd door het Openbaar Ministerie, maakt dat klager een gerechtvaardigd belang heeft bij de verstrekking van een laptop voor de voorbereiding van de behandeling van zijn strafzaak in eerste aanleg. Gezien het vooroverwogene komt de
beroepscommissie tot het oordeel dat hetgeen de directeur in beroep heeft aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep wordt dan ook ongegrond verklaard.
De beroepscommissie merkt op dat de aan klager in het kader van zijn verdediging verstrekte laptop vanzelfsprekend geschikt moet zijn om het digitale dossier te kunnen lezen. Ter zitting is gebleken dat dit inmiddels het geval is. Voorts merkt de
beroepscommissie op dat klager over de mogelijkheid dient te beschikken om zelf (digitale) aantekeningen te maken zodat hij deze (door middel van een externe gegevensdrager) ook met zijn raadsman kan uitwisselen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. H. Heijs en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 26 januari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven