Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3103/GM, 25 januari 2011, beroep
Uitspraakdatum:25-01-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3103/GM

betreft: [klager] datum: 25 januari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 12 oktober 2010 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 december 2010, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is klager gehoord.
De inrichtingspsycholoog verbonden aan de p.i. Alphen aan den Rijn heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in de verzoeken om bemiddeling aan de medisch adviseur van 28 juni 2010 en 29 juli 2010, betreft het niet afgeven van een contra-indicatie voor verblijf in een meerpersoonscel (mpc).

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd. Klager is in eerdere inrichtingen wel een contra-indicatie voor verblijf in een meerpersoonscel gegeven, nu is deze ingetrokken. Klager is niet geschikt voor verblijf op een mpc.
Ter zitting heeft hij hieraan nog toegevoegd dat hem in Alpen aan den Rijn door de psycholoog eerder een contra-indicatie was gegeven. Bij afwezigheid van de psycholoog is de contra-indicatie ingetrokken.
Klager heeft last van nachtmerries. Dat is iets psychisch, niet iets gedragsmatig. Hij heeft verder slaapproblemen. Klager wordt om de zoveel uur wakker. Hij staat dan op en gaat een kopje thee drinken. Klager heeft veel last van verdriet. Klager wil
rust op zijn cel en kunnen nadenken. Celgenoten lopen bij hem weg. Klager wil hulp. De psycholoog mag niet de verleende contra-indicatie intrekken als klager dat niet wil. In Alphen aan den Rijn is aan te veel gedetineerden een contra-indicatie
toegekend, terwijl er een tekort aan cellen is. Daarom is de contra-indicatie van klager ingetrokken.

De inrichtingpsycholoog heeft het volgende standpunt ingenomen.
Klager is op 9 april 2010, 27 april 2010, 11 juni 2010, 5 juli 2010, 28 juli 2010 en zo verder door meerdere inrichtingspsychologen gesproken. In die gesprekken werd duidelijk dat alleen een gesprek over een contra-indicatie voor verblijf op een mpc
mogelijk was. In adviezen was klager niet geïnteresseerd.
Klager geeft aan dat hij meerdere keren een contra-indicatie heeft gekregen, zoals in Dordrecht. Navraag levert op dat klager daar geen contra-indicatie heeft gehad vanuit het Psycho Medisch Overleg, maar op basis van gedragsmatige aspecten
(persoonlijkheidsproblematiek), dus op beheersmatige gronden. Op grond daarvan heeft de psychologische dienst geen contra-indicatie afgegeven omdat er immers geen sprake is van psychiatrische of psychologische problemen. Klager is geadviseerd contact
op
te nemen met het afdelingshoofd en aan hem het verzoek te doen om een contra-indicatie af te geven op beheersmatige gronden. In een later stadium heeft de psychologische dienst contact gezocht met de Waag waar klager inmiddels onder behandeling is.
Daaruit is gevolgd dat klager op grond van zijn persoonlijkheid, dus vanwege beheersmatige redenen, alsnog een contra-indicatie is verleend.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat klager tijdens de meerdere gesprekken met de inrichtingspsychologen heeft aangegeven dat er sprake was van een contra-indicatie voor plaatsing in een mpc op psychische gronden. Tijdens de gesprekken is niet gebleken
van dusdanige psychiatrische of psychologische problematiek dat klager daardoor niet op een mpc zou kunnen verblijven. Het enkele gegeven dat klager in een eerdere p.i wel een contra-indicatie was verleend, nog daargelaten wat de reden voor die
verlening is geweest, maakt niet dat klager er in een later stadium en/of in een andere inrichting rechten aan kan ontlenen. De inrichtingspsycholoog dient dan opnieuw te beoordelen of van zodanige psychische of psychiatrische problematiek sprake is
dat
een contra-indicatie verleend zou moeten worden. Niet is gebleken dat de inrichtingspsycholoog in zijn onderzoek naar klagers psychische klachten onvoldoende zorgvuldig is geweest.
Overigens is klager, zij het op beheersmatige gronden, inmiddels een contra-indicatie verleend. De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingspsycholoog niet kan worden
aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 van de Pm neergelegde norm. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. dr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, M.F. van Brederode-Zwart en prof.dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 25 januari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven