nummer: 10/1845/GA
betreft: [klager] datum: 24 januari 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.J. Sol, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 30 juni 2010 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 23 november 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught is gehoord [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Dordrecht.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruikgemaakt.
De raadsman heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Bij brief van 30 november 2010 heeft de directeur nadere informatie vertrekt. Deze brief is ter kennisneming naar klager en zijn raadsman gezonden.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens een positieve urinecontrole (uc).
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In het dossier bevinden zich geen stukken met betrekking tot de uc, terwijl deze ook tijdens de behandeling van de beklagzitting niet konden worden overgelegd. Ten onrechte heeft de beklagcommissie geoordeeld dat aan een gedetineerde slechts
medegedeeld
dient te worden wat de uitkomst van een uc zou zijn terwijl het rapport van het laboratorium waarop de uitslag vermeld staat niet aan de gedetineerde wordt verstrekt. Tot op heden ontving klager het laboratoriumrapport en kon hij het rapport
controleren
op juiste gegevens. Nu die gegevens worden aangeleverd door middel van een lijst is die controle niet meer uit te voeren. Hiermee wordt klager een controlemogelijkheid ontnomen.
De door de directeur op de achterkant van het rapport gemaakte opmerking ‘ik heb sd gebruikt’ dient niet als bewijs te dienen. Klager bestrijdt softdrugs te hebben gebruikt.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op 28 april 2010 is er bij klager een uc afgenomen. Op 6 mei 2010 is de uitslag binnengekomen waaruit blijkt dat klager positief scoort met een THC-waarde van 113.
Klager heeft een herhalingsonderzoek aangevraagd. Op 10 mei 2010 kwam de uitslag binnen waaruit blijkt dat klager positief scoort met een THC-waarde van 88.
Naar aanleiding van de positieve score van het herhalingsonderzoek heeft klager op 12 mei 2010 een beschikking ontvangen. In die beschikking staat dat klager geen gebruik wil maken van een herhalingsonderzoek op eigen kosten maar dat moet zijn een
bevestigingsonderzoek op eigen kosten.
3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
Bij brief van 30 november 2010 heeft de directeur de uitslagen van de uc en het herhalingsonderzoek aan de beroepscommissie toegezonden. De beroepscommissie overweegt dat het aanbeveling verdient om dergelijke uitslagen reeds bij de beklagprocedure te
verstrekken.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, prof. dr. A.M. van Kalmthout en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 24 januari 2011
secretaris voorzitter