Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2192/GA, 24 januari 2011, beroep
Uitspraakdatum:24-01-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2192/GA

betreft: [klager] datum: 24 januari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.M.T.A. Verhagen , namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 13 juli 2010 van de beklagcommissie bij de locatie Sittard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager en zijn raadsvrouw mr. A.M.T.A. Verhagen alsmede de directeur van genoemde locatie hebben geen gebruikgemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 23 november 2010, gehouden in de penitentiaire
inrichtingen (p.i.) Vught.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van zeven dagen wegens ernstige bedreigingen met fysiek geweld tegen klager.

De beklagcommissie heeft het beklag betreffende de opsluiting in de afzonderingscel van 2 februari 2010 van 13.00 tot 17.00 uur gegrond verklaard en een tegemoetkoming van
€ 5,= toegekend. Het beklag is voor het overige ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak is weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
Ten onrechte heeft de beklagcommissie geoordeeld dat klager zich niet heeft beklaagd over de hem opgelegde disciplinaire straf. Uit de pleitaantekeningen van klagers raadsvrouw blijkt duidelijk dat de klacht tevens was gericht tegen de disciplinaire
straf. Gelet op de provocaties van medegedetineerde S. is een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel niet proportioneel. Gedetineerde S. heeft klager een klap gegeven, waarbij klager letsel aan zijn lip heeft opgelopen. Klager
heeft zich willen verdedigen en een klap teruggegeven.
Niet is gebleken van bedreigingen van dien aard dat zelfs de mogelijkheid van het openen van het luikje in de celdeur voor klager gevaar voor fysiek geweld zou kunnen opleveren. De mogelijkheid bestond om een minder vergaande ordemaatregel op te
leggen.
Klager is op 6 februari 2010 ’s avonds na het insluiten in een lege cel geplaatst waar hij een televisie tot zijn beschikking had. Deze maatregel had gedurende de periode van 2 tot en met 5 februari 2010 ook kunnen worden opgelegd.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Klager heeft in zijn ongedateerde, op 12 februari 2010 bij de RSJ ontvangen, brief gesteld dat hij de hem opgelegde disciplinaire straf van zeven dagen accepteert.
Een niet nader onderbouwde opmerking in beroep doet daaraan niet af.

De beroepscommissie acht het in een geval als het onderhavige te billijken dat klager voor zijn eigen veiligheid is afgezonderd. Het opleggen van een ordemaatregel is in beginsel dan ook gerechtvaardigd. Uit het dossier blijkt echter onvoldoende of is
overwogen of de ordemaatregel op een minder bezwaarlijke manier ten uitvoer gelegd had kunnen worden. De beroepscommissie ziet niet in waarom de tenuitvoerlegging van de bestreden ordemaatregel niet ook overdag op eigen cel heeft kunnen plaatsvinden.
De
beslissing van de directeur moet derhalve, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk en onbillijk worden geacht. De uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden vernietigd en dit onderdeel van het beklag zal alsnog
gegrond worden verklaard.
Aan klager zal een tegemoetkoming van € 12,50 worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 12,50.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, prof. dr. A.M. van Kalmthout en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 24 januari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven