Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3925/GV, 2 februari 2011, beroep
Uitspraakdatum:02-02-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3925/GV

betreft: [klager] datum: 2 februari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 december 2010 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Hij heeft een legitimatiebewijs aangevraagd en zal hiervoor op 30 december 2010 langskomen bij de gemeente. Rond 7 januari 2011 zal het worden afgegeven bij de inrichting. Klager heeft wel een rijbewijs in
de inrichting dat geldig is tot 4 april 2016.
Klager heeft redenen voor het niet afronden van het TR-traject. Er zijn in het TR-plan onderdelen vastgesteld die hij pas aan het einde van zijn detentie en zelfs ook na zijn detentie moet doen. Het is dus onmogelijk in dit stadium het TR-traject af te
ronden. Agressieregulatie heeft klager nog niet kunnen doen, omdat dit niet in de inrichting waar hij verblijft, wordt gegeven. Overplaatsing naar een andere gesloten inrichting is geen optie in verband met de reistijd voor het bezoek.
Voorts heeft klager veel moeite gedaan om op een plus-afdeling terecht te komen en een baantje in de keuken te krijgen.
Op zijn beroep tegen afwijzing van plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting is nog niet beslist.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De belangrijkste reden voor de afwijzing van klagers verlofaanvraag is dat klager tijdens zijn verlof van 20 september 2009 tot 21 september 2009 een nieuw delict heeft gepleegd waarvoor hij is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar.
Het feit dat een TR-traject niet is afgerond, mag geen reden zijn voor afwijzing van een verlofaanvraag, maar het feit dat er een hoog recidiverisico is en dat klager recidiveert tijdens de huidige detentie, heeft wel degelijk meegewogen.
Het niet hebben van een legitimatiebewijs had niet moeten worden benoemd als reden voor afwijzing. Algemeen verlof is bij uitstek geschikt om een dergelijk bewijs aan te vragen dan wel te verlengen.
Klager wordt aangerekend dat hij het in hem gestelde vertrouwen ernstig heeft beschaamd door tijdens een aan hem verleend verlof een nieuw delict te plegen, waarvoor hij is veroordeeld.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen Grave heeft gesteld dat klager het in hem gestelde vertrouwen ernstig heeft geschonden door het plegen van een nieuw delict tijdens verlof en negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Den Bosch heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen verlofverlening in verband met confrontatie met slachtoffers.
De politie Midden en West Brabant heeft geen bezwaar tegen het verlofadres.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens gekwalificeerde diefstal. De datum van invrijheidstelling is thans bepaald op 10 december 2011. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van vier dagen hechtenis op
grond van de Wet Terwee en zeven dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Klager heeft in september 2009 tijdens verlofverlening een nieuw strafbaar feit gepleegd, waarvoor hij tot een gevangenisstraf van drie jaar is veroordeeld. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een forse contra-indicatie
vormt
voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag in dit stadium van zijn detentie rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de
weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b en d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 2 februari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven