Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3347/GB, 20 januari 2011, beroep
Uitspraakdatum:20-01-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/3347/GB

Betreft: [klager] datum: 20 januari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. S.J. Paans, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 1 november 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klagers raadsvrouw, mr. S.J. Paans, heeft schriftelijk aangegeven dat zij wegens ziekte niet op 10 januari 2011 te Zoetermeer kan verschijnen om door een lid van de Raad te worden gehoord. Zij heeft medegedeeld dat ook klager niet zal verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 21 juni 2009 gedetineerd. Hij verbleef in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Maashegge te Overloon. Vanuit deze inrichting is hij op 6 oktober 2010 overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel met een
regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt schriftelijk toegelicht.
De eerste reden voor de overplaatsing naar de p.i. Krimpen aan den IJssel betreft klagers aanhouding tijdens het weekendverlof. Deze aanhouding houdt echter geen verband met het strafbare feit waar klager voor in detentie zit. Bovendien is klager nog
niet veroordeeld naar aanleiding van deze aanhouding.
De tweede reden betreft het feit dat klager niet is verschenen op zijn afspraak met de reclassering. Klager heeft zelf het initiatief genomen tot contact met de reclassering. Dit is dus niet geïnitieerd door de p.i. Klager kon echter de afspraak niet
nakomen omdat zijn rijbewijs was ingevorderd. Hij had dus geen vervoer. Zodra klager weer terug was in de inrichting heeft hij de reclassering gebeld om een en ander uit te leggen.
Klager heeft tijdens de huidige detentie zijn verloven altijd goed afgesloten. Klager heeft zelfs al in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) gezeten, waar de vrijheid ook zonder noemenswaardige problemen is verlopen. Klager is dus naar
aanleiding van dit enkele incident teruggeplaatst naar een gesloten inrichting. Er waren minder verstrekkende sancties voorhanden om op een passende wijze op te treden. De bestreden beslissing is in strijd met de beginselen van proportionaliteit en
subsidiariteit. De beslissing is dan ook onredelijk en/of onbillijk.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
In het selectieadvies van de b.b.i. Maashegge is aangegeven dat klager op 26 september 2010 tijdens zijn weekendverlof is aangehouden door de politie. Er is een proces-verbaal van de politie Rotterdam waaruit blijkt dat klager tijdens zijn verlof
alcohol zou hebben genuttigd en vervolgens onder invloed daarvan een auto zou hebben bestuurd.
Op 5 maart 2010 heeft de Advocaat-Generaal te Den Haag bericht akkoord te gaan met klagers plaatsing in een b.b.i., mits hij abstinent blijft van alcohol tijdens de verloven. Klager heeft aangetoond niet om te kunnen gaan met de regelgeving rond een
verblijf in een inrichting met regimair verlof. Aangezien klager woont in de regio Rotterdam is gekozen voor plaatsing in de gevangenis te Krimpen aan den IJssel.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Staatscourant 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving
een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Klager wordt verdacht van het plegen van een strafbaar feit op 26 september 2010 tijdens zijn weekendverlof. Uit het proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond komt naar voren dat klager een auto zou hebben bestuurd onder invloed van
alcohol. Het Openbaar Ministerie heeft positief geadviseerd over regimair verlof, mits klager zich onthoudt van alcohol tijdens de verloven. In het selectieadvies van de b.b.i. Maashegge van 30 september 2010 wordt voorts vermeld dat klager zonder
bericht niet is verschenen op de afspraak met de reclassering van 27 september 2010 inzake een penitentiair programma.
De selectiefunctionaris heeft in redelijkheid kunnen oordelen dat klager, gelet op de over zijn gedrag verstrekte gegevens, niet langer geschikt was voor verblijf in een inrichting met een beperkt beveiligingsniveau. Het beroep zal dan ook ongegrond
worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 17 januari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven