Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3545/GV, 17 januari 2011, beroep
Uitspraakdatum:17-01-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3545/GV

betreft: [klager] datum: 17 januari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 november 2010 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager stelt dat het advies van de inrichting waar klager thans verblijft onjuist is. De medisch adviseur van het ministerie van justitie heeft een blijvende indicatie afgegeven voor omgekeerd bezoek van klager aan zijn moeder. Tegen een eerdere
afwijzing van incidenteel verlof heeft klager beroep ingesteld (08/1726/GV) en dat is door de beroepscommissie gegrond verklaard. Of klagers moeder een half uur reist naar Zutphen of vijftien minuten naar de locatie Zuid te Arnhem doet er niet toe.
Klagers moeder is dan inclusief het afleggen van het bezoek uren bezig en dat is te zwaar voor haar. De inrichting heeft geen redenen om een negatief advies te geven, klager heeft zich altijd netjes gedragen en geen rapporten opgelegd gekregen. Klager
stelt tot nu toe zo’n tien of elf keer met incidenteel verlof naar zijn moeder te zijn geweest. Dit ging goed tot zijn overplaatsing naar de locatie Zuid te Arnhem. Een medewerker van het bureau selectie- en detentiebegeleiding (b.s.d.) en de directeur
van de locatie Zuid te Arnhem hebben klagers verzoek om incidenteel verlof bij voorbaat al afgewezen. Als reden voor de afwijzing is klager aangegeven dat er contact is geweest met de huisarts van klagers moeder en die huisarts verklaard heeft dat
klagers moeder niet in staat is om alleen te reizen maar dat medewerkers uit de inrichting klagers moeder desnoods zelf ophalen en weer terugbrengen. Klager vertrouwde dit niet en heeft de huisarts van zijn moeder zelf gebeld. Uit dit telefoongesprek
bleek dat deze huisarts al vijf weken thuis lag met een gebroken been. Dit terwijl de betreffende b.s.d.-medewerker heeft verteld dat zij persoonlijk de huisarts had gesproken. Ook de assistent van deze huisarts wist niks van een navraag over klagers
moeder. De betreffende b.s.d.-medewerker heeft valse informatie gegeven, er is geen recenter advies van de medisch adviseur van het ministerie van justitie omtrent klagers moeder. Vanaf vorig jaar heeft klager drugs afgezworen en ook niet meer
gebruikt.
Dit blijkt uit de afgenomen urinecontroles van het afgelopen jaar. Klager stelt zich voorbeeldig te gedragen, hij is ook unit-reiniger geworden en dat word je niet zomaar. Ter ondersteuning van zijn beroep heeft klager de indicatie overgelegd van de
medisch adviseur van het ministerie van justitie in juni 2008 omtrent de situatie van klagers moeder.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De inrichting waar klager thans verblijft, heeft zich telefonisch laten adviseren door de huisarts van klagers moeder. De huisarts heeft verklaard dat klagers moeder halfzijdig verlamd is en zich voortbeweegt in een scootmobiel. Bij sommige zaken heeft
ze begeleiding nodig en volgens de huisarts moet het mogelijk zijn dat zij met begeleiding bij klager op bezoek kan komen. Er is ook geen sprake van een lange reistijd. Volgens de routeplanner is de reistijd van klagers moeder met de auto zes minuten.
Indien de begeleiding moeilijk rond te krijgen is, is de inrichting desnoods bereid om moeder zelf te halen en te brengen. Mocht de medische situatie van klagers moeder verslechteren dan ontstaat er een andere situatie met een mogelijk andere
beslissing.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zuid te Arnhem heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De vrijhedencommissie van de locatie Zuid te Arnhem heeft klagers verlofaanvraag besproken en stelt dat, nu er de mogelijkheid bestaat dat klagers
moeder onder begeleiding naar de inrichting kan komen en een bezoek kan brengen aan haar zoon en het feit dat de reistijd tussen de inrichting en het woonadres van klagers moeder zes minuten bedraagt, deze omstandigheden ervoor zorgen dat de
vrijhedencommissie negatief adviseert. Klagers moeder woont op 5,7 km afstand van de inrichting en kan zich laten begeleiden door familieleden. Desnoods is de inrichting bereid om klagers moeder op te halen en thuis te brengen.
De medisch adviseur van het ministerie van justitie heeft in juni 2008 verklaard dat de gezondheidstoestand van klagers moeder niet is verslechterd, maar zij haar zoon niet kan bezoeken, een omgekeerd bezoek geïndiceerd is en het een blijvende
indicatie
betreft.
De huisarts van klagers moeder heeft op 14 april 2008 verklaard dat klagers moeder wegens haar gezondheidsklachten niet in staat is zelfstandig te reizen, te reizen met openbaar vervoer etc. Zij is bekend met doorgemaakte herseninfarct waardoor zij
halfzijdig verlamd is.
Omdat deze verklaring van de huisarts van klagers moeder verouderd is, heeft een medewerker van de inrichting waar klager thans verblijft, contact opgenomen met de huisarts. De huisarts heeft te kennen gegeven dat de situatie onveranderd is. Klagers
moeder is nog steeds halfzijdig verlamd. Zij beweegt zich voort in een scootmobiel en heeft bij sommige zaken ondersteuning nodig. De huisarts stelt dat klagers moeder met begeleiding op bezoek in de inrichting kan komen mits zij geholpen en
ondersteund
wordt.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van veertien jaar met aftrek, wegens – kortweg – moord. Klagers einddatum valt op of omstreeks 6 juni 2013.

Uit de stukken volgt dat klager al acht keer onder begeleiding een bezoek aan zijn moeder heeft gebracht. Tevens volgt uit de stukken dat de situatie rond klagers moeder niet veranderd is na de afgegeven indicatie van de medisch adviseur van juni 2008.
De beroepscommissie acht het oordeel van de medisch adviseur van doorslaggevend belang. Zij is van oordeel dat de Staatssecretaris hiermee onvoldoende rekening heeft gehouden. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat op grond van artikel 25 van
de
Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting incidenteel verlof kan worden verleend. Het door de Staatssecretaris gestelde is onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te kunnen leiden. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De
Staatssecretaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een
tegemoetkoming aan klager.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 17 januari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven