Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3960/SGA, 5 januari 2011, schorsing
Uitspraakdatum:05-01-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/3960/SGA

Betreft: [klager] datum: 5 januari 2011

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, thans verblijvende in de BGG Zoetermeer.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van de locatie Zoetermeer van 31 december 2010, voor zover inhoudende de plaatsing van verzoeker in de
BGG Zoetermeer, in afwachting van plaatsing in overeenstemming met verzoekers risicoprofiel.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 31 december 2010 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 5 januari 2011.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Verzoeker heeft aangevoerd dat hij laatstelijk op een gewone verblijfsafdeling met een regime van algehele gemeenschap heeft verbleven in de penitentiaire inrichting Leeuwarden. Hij werd overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Zoetermeer en is
daar door de directeur geplaatst in de BGG Zoetermeer. Verzoeker kan zich daar niet mee verenigen.

De directeur heeft onder meer het volgende naar voren gebracht. De locatie Zoetermeer neemt tijdelijk geen gedetineerden op met een risicoprofiel Hoog of Verhoogd op de GVM-lijst. Dit is bekend bij de selectiefunctionaris maar deze heeft verzoeker
desondanks geplaatst in de locatie Zoetermeer. De directeur heeft verzoeker daarom geplaatst in de BGG Zoetermeer. De directeur heeft direct nadat een en ander hem bekend werd aan de selectiefunctionaris verzocht om herselectie van verzoeker. Inmiddels
is er een nieuwe selectiebeslissing genomen en zal verzoeker worden overgeplaatst. Hij is geselecteerd voor een huis van bewaring in afwachting van definitieve plaatsing in een gevangenis. De beslissing van de directeur, om verzoeker in de BGG te
plaatsen is een tijdelijke beslissing en die plaatsing zal slechts kort duren. Een en ander is overigens niet te wijten aan verzoeker of zijn gedrag, maar enkel aan de GVM-status van verzoeker. De directeur heeft met zijn beslissing beoogd een foute
beslissing van de selectiefunctionaris te corrigeren. Het BSD heeft de tijdelijke plaatsing van verzoeker gemeld bij de selectiefunctionaris.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing.

Aan de orde is de vraag of de directeur mocht beslissen om verzoeker te plaatsen in de BGG Zoetermeer en of die beslissing redelijk en billijk is.
De BGG Zoetermeer heeft een eigen bestemming en maakt als zodanig geen onderdeel uit van een van de andere inrichtingen van de locatie Zoetermeer. Plaatsing in een inrichting is een bevoegdheid die op grond van het bepaalde in artikel 15, derde lid,
van
de Pbw, exclusief is voorbehouden aan de selectiefunctionaris. De directeur van de locatie Zoetermeer heeft die bevoegdheid, nu verzoeker door de selectiefunctionaris voor een andere inrichting van de locatie Zoetermeer is geselecteerd, niet. Gelet
daarop moet worden geoordeeld dat de bestreden beslissing van de directeur, voor zover hier aan de orde, is genomen in strijd met de wet. De tenuitvoerlegging van die beslissing komt daarom voor schorsing in aanmerking.

De voorzitter overweegt daarbij nog dat de directeur in gevallen als het onderhavige op grond van het bepaalde in de artikelen 24 en 25 van de Pbw, de bevoegdheid heeft om een gedetineerde in het kader van een extern ten uitvoer te leggen ordemaatregel
van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel of een andere verblijfsruimte, tijdelijk in een andere inrichting onder te brengen. Daarbij geldt dat daaromtrent overeenstemming dient te bestaan met de selectiefunctionaris. Nu hier niet aannemelijk
is geworden dat er sprake is van een dergelijke ordemaatregel noch van overeenstemming met de selectiefunctionaris, kan dit niet leiden tot een ander oordeel.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het toe en schorst de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang.

Aldus gegeven door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 5 januari 2011.

secretaris voorzitter

Naar boven