Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2929/GV, 16 december 2010, beroep
Uitspraakdatum:16-12-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2929/GV

betreft: [klager] datum: 16 december 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 oktober 2010 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. P. Jeeninga, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is het niet eens met de weigering hem algemeen verlof toe te kennen. De aan de bestreden beslissing ten grondslag liggende stukken bevatten bovendien tegenstrijdigheden en onjuistheden.
Onvoldoende duidelijk wordt gemaakt op welke gronden de weigering is gebaseerd. De grond ‘maatschappelijk onaanvaardbaar’ wordt niet genoemd in artikel 4 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. Onduidelijk blijft tevens of de door de
advocaat-generaal genoemde weigeringsgronden worden overgenomen door de Minister. De ontvluchtingspoging betreft een oud feit. Klager heeft op 29 december 2008 geprobeerd weg te lopen van zijn bewakers tijdens een bezoek aan het ziekenhuis. Daarvoor en
sindsdien is er geen sprake geweest van ontsnappingspogingen. Klager verbleef toen in voorlopige hechtenis voor een feit waarbij hij zijn betrokkenheid ontkende. Klager is geruime tijd geleden onherroepelijk veroordeeld. Door de ontsnappingspoging is
klager langdurig geplaatst op lijst van gedetineerden met een verhoogd risico. Klager heeft de consequenties daarvan ondergaan en heeft vervolgens door zijn gedrag bewerkstelligd dat hij van die lijst is verwijderd.
De verwijzing door de Minister, dat klager een verzetpleger is, ooit is aangehouden met een vuurwapen en in de top tien staat van betrokken bij overvallen/berovingen zijn nieuwe omstandigheden, die niet eerder door de Minister expliciet in de de
weigeringsbeslissing worden genoemd.
De inrichting wilde aanvankelijk een positief advies afgeven, maar heeft op basis van de adviezen van het OM en de politie dit omgezet naar een negatief advies. De inrichting dient zich echter te baseren op klagers gedrag in de inrichting. Op basis van
klagers gedrag is er geen reden te twijfelen aan een goed verloop van het verlof.
De aangevoerde omstandigheden zijn vaak evident onjuist. Klager zou een antecedent hebben uit 2009 dat hij in het bezit zou zijn van een wapen. Klager is echter op 12 december 2008 aangehouden en verblijft sindsdien in detentie. Hij is in 2009 niet in
het bezit geweest van een vuurwapen. Verder wordt verwezen naar de criminele broer van klager. Deze broer heeft geen strafblad en is van onbesproken gedrag. Klager verwijst naar het politieadvies. Desondanks wordt klagers broer als crimineel
afgeschilderd. Dit leidt vervolgens tot twijfel over de aanvaardbaarheid van het verlofadres.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft in het verleden een ontvluchtingspoging ondernomen met hulp van buitenaf. Daardoor heeft hij gedurende lange tijd op de lijst van personen met een verhoogd vluchtrisico
gestaan. Pas in augustus 2010 is hij van deze lijst verwijderd. Het Openbaar Ministerie en de politie blijven bezwaar maken tegen verlofverlening. Bij de politie staat klager vermeld als verzetpleger die meerdere malen problemen gaf bij de vele
aanhoudingen. Op enig moment was klager tijdens een aanhouding in het bezit van een vuurwapen. Klager stelt zich vrij agressief op en wordt vermeld op een top tien lijst in verband met de betrokkenheid bij andere overvallen en berovingen. Aanvankelijk
wilde de inrichting positief adviseren. Klager stelde zich namelijk redelijk op in de inrichting, maar vanwege de bevindingen van het Openbaar Ministerie en de politie is het advies negatief geworden. Er zijn te veel vraagtekens en er is voldoende
reden
te twijfelen aan een goed verloop van het verlof. Het feit dat klagers broer nog steeds actief is in de criminele wereld is daarbij van belang en kan zeker voor problemen zorgen. Het verlofadres is in ieder geval discutabel en wellicht zelfs
onacceptabel. Wil er sprake zijn van een goed verloop van verlof, dan zal een adres elders in ieder geval noodzakelijk zijn. Het stellen van voorwaarden biedt onvoldoende garanties om het verlof goed te laten verlopen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Alphen aan den Rijn heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De advocaat-generaal bij het ressortparket te Amsterdam en de politie Amsterdam-Amstelland adviseren eveneens negatief op de
verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 38 maanden met aftrek, wegens diefstal met geweld en overtreding van de Wet wapens en munitie. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf te ondergaan van zes maanden. De einddatum van zijn detentie is op of
omstreeks 8 juli 2011.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Uit de stukken, waaronder de adviezen van het Openbaar Ministerie en de politie komt naar voren dat klager in december 2008 een poging heeft ondernomen te ontvluchten uit een ziekenhuis. Deze poging dateert echter van bijna twee jaar geleden en gesteld
noch gebleken is dat nadien een nieuwe poging is ondernomen. Bovendien is onweersproken dat klager inmiddels van de lijst van vluchtgevaarlijke gedetineerden is afgehaald. Volgens de verklaring van de politie heeft klagers broer geen antecedenten. Het
vermeend vuurwapenbezit in 2009 tijdens klagers detentie is, zonder nadere onderbouwing, niet aannemelijk. Ook de stelling dat klager een verzetpleger is en volgens de politie tot de top tien behoort van personen die betrokken zijn bij overvallen,
berovingen en (auto)inbraken is niet onderbouwd met feiten en omstandigheden. De bezwaren van de politie zijn niet gericht tegen het opgegeven verlofadres. Klager heeft desondanks een nieuw verlofadres opgegeven. Tevens is van belang dat de inrichting
aanvankelijk positief wilde adviseren, maar op grond van de overige rapportages toch negatief adviseert. Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing tot afwijzing van het algemeen verlof wegens een gebrekkige
motivering niet in stand kan blijven. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met in achtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee
weken na ontvangst van deze uitspraak. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 16 december 2010

secretaris voorzitter

Naar boven