Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2869/GM, 21 december 2010, beroep
Uitspraakdatum:21-12-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2869/GM

betreft: [klager] datum: 21 december 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.E. Temmen, advocaat te Bergen op Zoom, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de Detentieboot Zuid Holland, locatie Dordrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 27 september 2010 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Klager, diens raadsman, noch de inrichtingsarts zijn ter zitting van de beroepscommissie, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel op 12 november 2010, verschenen. Namens de inrichtingsarts is schriftelijk gemeld dat deze niet
zal
verschijnen. Klager en zijn raadsman hebben schriftelijk verzocht om aanhouding van de behandeling en aangegeven niet ter zitting van de beroepscommissie te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 13 en 14 mei 2010, betreft het gedurende de eerste vier weken van het verblijf in de Detentieboot niet verstrekt krijgen van insuline, waardoor klagers leverfunctie
is
aangetast, en het verstrekken van verkeerde medicatie.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt – zakelijk weergegeven - toegelicht.
Klager heeft direct bij binnenkomst aangegeven aan diabetes te lijden en daarvoor insuline te gebruiken. Klager mag verwachten dat tijdens zijn verblijf in de instelling van meet af de zorg optimaal is en dat medische aandoeningen worden geconstateerd
en medicatie op zorgvuldige wijze wordt verstrekt. Dit is bij klager niet het geval geweest. Door een foutieve beoordeling van klagers medische situatie, heeft hij schade aan zijn lever opgelopen. Klager wil tijdens de behandeling van het beroep
bijstand hebben van zijn advocaat. Om die reden is om aanhouding van de behandeling van het beroep verzocht.

Namens de inrichtingsarts is het volgende naar voren gebracht. De detentieboot in Dordrecht is per 1 augustus 2010 gesloten. Klager is overgeplaatst naar het detentiecentrum Rotterdam. Na bestudering van het medisch dossier van klager, waarin zich ook
alle stukken van de detentieboot te Dordrecht bevinden, wordt aangesloten bij het advies van de medisch adviseur.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende voorgelicht om het beroep thans af te doen. Het verzoek van klager om de behandeling van het beroep aan te houden teneinde klager en zijn raadsman nader te horen, wordt daarom afgewezen.

Klager is op of omstreeks 16 maart 2010 binnengekomen bij de detentieboot te Dordrecht. Bij de intake op 17 maart 2010 heeft klager aangegeven aan diabetes te lijden en daarvoor medicatie te krijgen. Daarbij heeft klager aangegeven geen verdere
gegevens
te willen verstrekken uit angst dat de vreemdelingenpolitie daardoor zijn huisadres zou kunnen achterhalen. Vervolgens kreeg klager, Metmorfinetabletten voorgeschreven. Vervolgens is klager tussen 17 maart 2010 steeds onder de aandacht geweest bij de
medische dienst en dan met name met betrekking tot klagers diabetes. Op 1 april 2010 heeft klager, zo blijkt uit het medisch dossier, voor het eerst aangegeven insuline te spuiten een geen tabletten te gebruiken. Vervolgens heeft de medische dienst
navraag gedaan bij de door klager genoemde specialist. Daaruit kwam naar voren dat klager noch de door hem genoemde specialist bekend waren in het door klager genoemde ziekenhuis. Op 8 april 2010 is hem injecteerbare insuline verstrekt. Uit het medisch
dossier komt naar voren dat de inrichtingsarts in voldoende mate heeft getracht klagers aandoening te behandelen maar dat het enige tijd heeft gekost alvorens de adequate behandeling kon worden gestart, mede door een gebrek aan inlichtingen van de kant
van klager. Gelet daarop moet het handelen van de arts als voldoende zorgvuldig worden gekwalificeerd. Waar klager heeft aangegeven dat bij hem door de verkeerde medicatieverstrekking sprake is van een verstoring van zijn leverfuncties overweegt de
beroepscommissie dat een samenhang tussen die leverstoornis en de hem verstrekte medicatie niet aannemelijk wordt geacht.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.dr. H.M.E. Laméris - Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, dr. W.J. Schudel en
R. Vogelenzang, huisarts, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris,
op 21 december 2010

secretaris voorzitter

Naar boven