Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1260/TA, 11 oktober 2010, beroep
Uitspraakdatum:11-10-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1260/TA

betreft: [klager] datum: 11 oktober 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van FPC Oldenkotte te Rekken, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 23 april 2010 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 augustus 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], juridisch medewerker.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een afwijzing van een verzoek om (telefonisch) contact met een journalist van het weekblad Elsevier.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het hoofd van de inrichting kan op grond van artikel 39 Bvt toestemming geven voor het voeren van een gesprek tussen de verpleegde en een vertegenwoordiger van de media, voor zover dit zich verdraagt met de in het eerste lid genoemde belangen. De
Memorie van Toelichting stelt: ‘Het karakter van de verpleging brengt mede dat behoedzaam met publiciteit van de zijde van de verpleegde moet worden omgegaan.
(-) Contacten met vertegenwoordigers van de media moeten kunnen worden tegengegaan als een redelijk vermoeden bestaat dat de openbaring van gedachten of gevoelens door de verpleegde tot grote maatschappelijke onrust zal leiden of in strijd is met de
goede zeden. Bij het geven van toestemming voor een onderhoud met vertegenwoordigers van de media dient voorts het mogelijk nadeel hiervan voor medeverpleegden, personeelsleden, of slachtoffers van door de verpleegde of een medeverpleegde begane
misdrijven in aanmerking te worden genomen. Genoemde belangen zullen door het hoofd van de inrichting moeten worden afgewogen tegen het recht van de verpleegde op vrijheid van meningsuiting.’
Klager heeft niet kunnen aangeven waarom een mediacontact in zijn geval niet tot maatschappelijke onrust zal leiden. Klager geeft aan dat het contact met de journalist niet als zodanig (mediacontact) gekwalificeerd dient te worden. De betreffende
journalist volgt klagers strafproces en het contact zou louter en alleen de strafrechtelijke veroordeling betreffen. Klager zou de journalist derhalve ook als ‘regulier’ bezoek kunnen aanmelden. Bezoek onder toezicht met een vertegenwoordiger van de
pers kan ook, maar dan moeten afspraken worden gemaakt over hetgeen gepubliceerd wordt.
Het hoofd van de inrichting kan alleen gemotiveerde aanvragen beoordelen. Het is jammer dat de hele gang van zaken zolang duurt. Klager heeft slechts een verzoek via het maatschappelijk werk ingediend en dat was onvoldoende gemotiveerd. Indien klager
hetgeen hij op zitting heeft medegedeeld op papier zou zetten, is dat voldoende concrete informatie. Het verzoek kan direct aan het hoofd van de inrichting worden gestuurd.
Met een journalist worden altijd vooraf afspraken gemaakt over publicatie.

Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Contact met de betreffende journalist heeft alleen betrekking op klagers strafrechtelijke veroordeling, die volgens klager onterecht is. De journalist helpt klager in het onderhouden van zijn contact met prof. [...], die zal nagaan of een procedure tot
herziening gestart kan worden. Op internet staan artikelen over klagers strafzaak (klager deelt een aantal exemplaren uit). Klager geeft aan dat hij genoeg pogingen heeft ondernomen om met de inrichting in overleg te treden.
Het beroep is niet-ontvankelijk, want het is te laat ingediend en niet onderbouwd.
In beroep worden dezelfde bezwaren aangevoerd als bij de beklagcommissie.

3. De beoordeling
Ten aanzien van de ontvankelijkheid overweegt de beroepscommissie het volgende. De uitspraak van de beklagcommissie is op 23 april 2010 verzonden en het hoofd van de inrichting stelt de uitspraak op 26 april 2010 te hebben ontvangen. Het beroep is op 3
mei 2010 op het secretariaat van de RSJ binngekomen. Dit is binnen de termijn van zeven dagen, zoals genoemd in artikel 67, eerste lid, Bvt.
Bij brief van 19 mei 2010 heeft de RSJ het hoofd van de inrichting verzocht binnen tien dagen na dagtekening van deze brief schriftelijke de redenen van het beroep mee te delen. Op 26 mei 2010 heeft de RSJ de onderbouwing van het beroep ontvangen.
Gezien het voorgaande acht de beroepscommissie het beroep ontvankelijk.

De beklagcommissie heeft in haar uitspraak van 23 april 2010 het beklag gegrond verklaard en bepaald dat de kliniek met inachtneming van het voorgaande binnen redelijke termijn opnieuw op het verzoek van klager beslist. Ingevolge artikel 76, vierde
lid,
Bvt schorst de indiening van het beroepschrift de tenuitvoerlegging van de uitspraak van de beklagcommissie niet. De inrichting heeft echter geen enkele actie ondernomen om opnieuw over klagers verzoek te beslissen.
Ter zitting heeft de inrichting verklaard dat het verzoek onvoldoende was onderbouwd. Ter zitting heeft klager gemotiveerd uitgelegd waarom hij contact wil met de journalist van Elsevier.
De beroepscommissie is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de in artikel 39, eerste lid onder a, b, c, d en e Bvt genoemde belangen zijn geschonden.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
De beroepscommissie acht het raadzaam dat klager een schriftelijk verzoek richt aan het hoofd van de inrichting, waarin hij duidelijk aangeeft waarom hij contact wil met de betreffende journalist van Elsevier.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond,bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie en draagt het hoofd van de inrichting op om binnen een maand na datum van deze uitspraak opnieuw op het verzoek van klager te beslissen.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit drs. mr. F.A.M. Bakker, voorzitter, prof. dr. F.A.M.M. Koenraadt en mr. R.P.L.G.M. Verbunt, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 11 oktober 2010

secretaris voorzitter

Naar boven