Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2814/SGA, 6 oktober 2010, schorsing
Uitspraakdatum:06-10-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2814/SGA

betreft: [klager] datum: 6 oktober 2010

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

de directeur van de locatie Zoetermeer, verder verzoeker te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 70, tweede lid, Pbw, van de tenuitvoerlegging van een uitspraak van 27 september 2010 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager.

Het beklag betreft – voor zover hier aan de orde – de beslissing van de directeur om een verzoek om algemeen verlof af te wijzen.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en bepaald dat de directeur – bij wijze van tegemoetkoming – aan verzoeker alsnog verlof dient te verlenen.

De voorzitter heeft kennisgenomen van bedoelde uitspraak van de beklagcommissie en de onderliggende stukken, het tegen de onderhavige uitspraak ingediende beroepschrift, alsook van de schriftelijke reactie van klager op het schorsingsverzoek.

1. De standpunten van verzoeker en van klager
Verzoeker heeft het volgende – zakelijk weergegeven – naar voren gebracht. De beklagcommissie heeft het beklag van klager, gericht tegen de afwijzing van een verzoek om algemeen verlof, gegrond verklaard. Daarbij heeft de commissie bij de mondelinge
uitspraak aangegeven dat de afwijzing van het verzocht verlof op onjuiste grond zou zijn geschied. Klager zou immers niet zijn gesanctioneerd doch slechts in het kader van een ordemaatregel zijn afgezonderd. Het verlofverzoek was afgewezen omdat klager
de orde en rust op de afdeling ernstig heeft verstoord. Hij heeft geen gehoor gegeven aan een opdracht van de directeur om plaats te nemen in een meerpersoonscel. Vervolgens heeft hij zich heftig fysiek verzet tegen de plaatsing in een afzonderingscel.
Gelet op klagers gemoedstoestand heeft de directeur toen besloten klager niet te sanctioneren maar hem in een afzonderingscel te plaatsen met cameratoezicht. De volgende dag was klager aanmerkelijk beter aanspreekbaar en heeft hij alsnog meegewerkt aan
plaatsing in een meerpersoonscel. Hierop is de betreffende ordemaatregel opgeheven. Gelet op klagers onvoorspelbare gedrag heeft de directeur onvoldoende vertrouwen in een goed verloop van het verzochte verlof en dat verzoek is toen daarom afgewezen.

Uit de schriftelijke reactie van klager komt – zakelijk weergegeven – naar voren dat de oorspronkelijke beslissing van de directeur door de beklagcommissie is vernietigd en dat de directeur nu probeert die vernietiging ongedaan te maken door nieuwe
gronden aan te voeren. Deze nieuwe gronden zijn tijdens de beklagzitting niet aan de orde gekomen.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de beklagcommissie slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beroep is ingediend zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die
beslissing.
De beklagcommissie heeft mondeling uitspraak gedaan en er is nog geen uitgewerkte uitspraak van de beklagcommissie voorhanden terwijl een dergelijke uitgewerkte uitspraak, gelet op de inlichtingen van de secretaris van de beklagcommissie, nog enige
tijd
op zich zal laten wachten. De voorzitter zal daarom het schorsingsverzoek beoordelen op de zich thans in het procesdossier bevindende stukken.

De directeur heeft het verzoek om algemeen verlof afgewezen op grond van het door klager vertoonde gedrag bij gelegenheid van een plaatsing in een afzonderingscel. Nu tot de afwijzing van het verzoek om algemeen verlof niet is besloten in het kader van
een disciplinaire straf, dient te worden beoordeeld of er sprake is van een weigeringsgrond voor het verlenen van verlof als bedoeld in artikel 4 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter was
daarvan sprake. Aannemelijk wordt geacht dat klager agressief en ordeverstorend gedrag heeft vertoond naar aanleiding van de beslissing van de directeur om hem – bij gelegenheid van de weigering om mee te werken aan een plaatsing in een meerpersoonscel
– een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel op te leggen. Daaruit mocht de directeur – nog steeds naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – concluderen dat er sprake was van een risico van ongestoord verlof als gevolg
van een agressieve of gestoorde persoonlijkheid van klager. Ingevolge artikel 4, aanhef en onder e van de Regeling is dit een weigeringsgrond voor verlof. Gelet daarop was de bestreden beslissing van de directeur – naar het voorlopig oordeel van de
voorzitter – niet onredelijk of onbillijk en had het beklag ongegrond moeten worden verklaard. Dat leidt ertoe dat er aanleiding is om de tenuitvoerlegging van de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van dit onderdeel, waaronder de
tegemoetkomingsbeslissing moet worden begrepen, te schorsen. Het verzoek van de directeur zal daarom worden toegewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de uitspraak van de beklagcommissie ten dele, voorzover betrekking heb¬bend op de gegrondverklaring van het beklag tegen de afwijzing van een verzoek om algemeen verlof en de bijbehorende
tegemoetkomingsbeslissing.

Aldus gegeven door mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 6 oktober 2010.

secretaris voorzitter

Naar boven