Nummer: 10/2802/SGA
Betreft: [klager] datum: 30 september 2010
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Haarlem.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van genoemde p.i. d.d. 25 september 2010, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van
opsluiting in een strafcel voor de duur van zeven dagen, ingaande op 25 september 2010 om 10.00 uur en eindigende op 2 oktober 2010 om 10.00 uur, wegens het ernstig verstoren van de openbare orde en rust in de inrichting door te trappen tegen de
celdeur
en het gooien van spullen tegen die deur, alsmede het blijven tegenwerken bij de plaatsing in de strafcel.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift d.d. 27 september 2010 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 28 september 2010.
1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Namens verzoeker is - zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang - onder meer het volgende aangevoerd. Verzoeker had met zijn vriendin afgesproken dat hij haar op 25 september 2010 zou bellen. Verzoeker had echter de verkeerde telefoonkaart
meegenomen naar de telefoonruimte. Verzoeker, die alleen Pools spreekt, heeft om toestemming gevraagd om die kaart uit zijn cel te pakken. Het betreffende personeelslid heeft verzoeker kennelijk verkeerd begrepen want deze dacht dat verzoeker van
recreatie terug kwam en te laat was om weer terug te gaan. Verzoeker werd daarom ingesloten. Omdat verzoeker niet begreep waarom, raakte hij gefrustreerd en gaf hij een aantal klappen tegen de celdeur. Verzoeker werd vervolgens met geweld in de
strafcel
geplaatst. Dit was niet nodig nu verzoeker al was afgekoeld. De beslissing van de directeur is pas na twee dagen schriftelijk uitgereikt. Verzoeker is bovendien niet gehoord. Omdat er geen tolkentelefoon is gebruikt, kon hij zich immers niet
verstaanbaar maken. Verzoeker is het niet eens met de straf omdat deze ten onrechte en op onjuiste gronden werd opgelegd en bovendien disproportioneel is. Verzoeker betwist dat hij agressief is geweest.
De directeur heeft - zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang - onder meer het volgende naar voren gebracht. Op 25 september 2010 werd verzoeker uitgesloten voor de recreatie. Vermoedelijk omdat hij zijn pasje was vergeten, kwam hij weer
terug. Zowel in het Engels als in het Duits is hem verteld dat hij nu te laat was door deelname aan de recreatie. Nadat verzoeker vervolgens werd ingesloten in zijn cel, begon hij hard tegen de deur te schoppen en te slaan en met spullen tegen de
celdeur te gooien. Een poging om hem enigszins tot bedaren te brengen mislukte. Verzoeker bleef met een hard voorwerp tegen de deur bonken. Besloten werd om verzoeker over te brengen naar een strafcel. Verzoeker wenste echter niet mee te werken en
bleef
zich verzetten. Daar het systeem waarin de beschikkingen worden opgemaakt blokkeerde, was het niet mogelijk om de beschikking eerder op te maken. Gelet op de ernstige verstoring van de orde, rust en veiligheid binnen de inrichting is de aan verzoeker
opgelegde disciplinaire straf niet onredelijk en/of onbillijk te noemen.
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Verzoeker heeft naar voren gebracht - zo verstaat de voorzitter - dat niet is voldaan aan de eis dat de schriftelijke mededeling van de beslissing van de directeur, als bedoeld in artikel 58, eerste lid, van de Pbw onverwijld aan verzoeker is
uitgereikt.
Uit de stukken komt naar voren dat verzoeker op 25 september 2010 om 08.50 uur verslag is aangezegd en dat de uitreiking van de schriftelijke mededeling door blokkering van het systeem pas op 27 september 2010 om 10.30 uur heeft plaatsgevonden. Op zich
is de voorzitter van oordeel dat niet kan worden gezegd dat die beslissing onverwijld aan verzoeker is uitgereikt. De vraag is evenwel of dat niet onverwijld uitreiken in dit geval, daarbij rekening houdende met alle in aanmerking komende belangen en
omstandigheden, moet leiden tot een schorsing van de tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.
Verzoeker heeft voorts naar voren gebracht dat hij niet door de directeur is gehoord.
Op de beslissing staat vermeld dat verzoeker is gehoord door de directeur. Deze vermelding betreft een standaardzin. De stelling van verzoeker dat hij niet is gehoord - de voorzitter begrijpt: niet is gehoord in een voor hem begrijpelijke taal - nu
geen
gebruik is gemaakt van een tolkentelefoon, is door de directeur niet weersproken net zo min als de stelling van verzoeker dat hij alleen Pools spreekt. Onder die omstandigheden is - naar het voorlopig oordeel van de voorzitter - niet voldaan aan het
voorschrift van artikel 57, eerste lid, onder j. van de Pbw. Gelet daarop komt de beslissing van de directeur voor schorsing in aanmerking. Het verzoek zal derhalve worden toegewezen.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang.
Aldus gegeven door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 30 september 2010.
secretaris voorzitter