Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2137/GA, 7 december 2010, beroep
Uitspraakdatum:07-12-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2137/GA

betreft: [klager] datum: 7 december 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.G. Nagel, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 april 2010 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 november 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. D.G. Nagel, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Almere.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag, voor zover in beroep aan de orde, betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, wegens bezit van contrabande en het uitschelden van personeel.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er werd op de afdeling gezocht naar vermiste messen. Ook op klagers cel is daarnaar gezocht. Toen is een bolletje hash gevonden. Hij heeft toen rapport aangezegd gekregen en moest boven in de keuken wachten terwijl zijn cel verder doorzocht werd.
Klager
werd ingesloten. Hij wilde water en tikte daarom op de celdeur. Een vrouwelijke piw-er zei toen dat klager moest stoppen met beuken op de deur. Klager maakte daarop een grapje en zei dat die piw-er niet geschikt was voor werk in de gevangenis. Een
andere piw-er lachte daarom. Er is gezegd dat klager drie dagen straf zou krijgen. Daarna werd gevraagd of hij wilde meewerken aan de overplaatsing naar de strafcel. Klager vroeg daarop waarom hij naar de strafcel moest. Hij werd met geweld
overgebracht
naar de strafcel. Eenmaal in de strafcel hoorde hij dat hij vijf dagen strafcel had gekregen. Er is geen sprake van bedreiging. Klager heeft de directeur maar twee keer gezien, namelijk bij de oplegging van de straf en bij oplegging van de
ordemaatregel. Niemand legt wat uit en de schriftelijke mededelingen zijn onder de celdeur geschoven. Het rapport opgemaakt door [A] bevat informatie van horen zeggen en dat is onvoldoende om een straf c.q. maatregel op te leggen. Het rapport,
opgemaakt
door [B] is niet ondertekend.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Normaal gesproken wordt inderdaad een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting opgelegd als hash op cel gevonden wordt. In dit geval is vijf dagen strafcel opgelegd omdat klager in afwachting van afhandeling van het rapport zich ernstig heeft
misdragen. Hij schreeuwde, beukte op de deur, uitte bedreigingen en luisterde niet. De directeur heeft dat zelf gehoord. Verschillende keren is klager gewaarschuwd over zijn ontoelaatbare gedrag. Klager wilde niet kalmeren. Aan klager is in de Engelse
taal uitgelegd waarom hij een disciplinaire straf en maatregel opgelegd heeft gekregen. De mededelingen zijn in de Nederlandse taal opgesteld. De maatregel is opgelegd in afwachting van klagers overplaatsing.

3. De beoordeling
Het beroep is ingesteld, zo volgt uit het beroepschrift, omdat een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting op (eigen) cel is veranderd in een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel. Op grond van artikel 51, eerste lid,
onder
a jo. artikel 50, eerste lid, van de Pbw kan de directeur aan een gedetineerde een disciplinaire straf opleggen van opsluiting in een strafcel, indien de gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de
inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Volgens het rapport van 31 augustus 2010, opgemaakt door [C], is bij visitatie van klager een blokje hash aangetroffen. Klager heeft ook erkend dat hij een bolletje hash
had. Dit kan als strafwaardig gedrag worden aangemerkt. Gezien het verhandelde ter zitting acht de beroepscommissie het aannemelijk dat klager in afwachting van de strafoplegging zich ernstig heeft misdragen. De directeur heeft dat ook zelf waargenomen
en hij kon dat gedrag in redelijkheid meewegen bij het bepalen van de strafmaat. De beroepscommissie is tegen deze achtergrond van oordeel dat de opgelegde straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel niet disproportioneel is.
Uit de stukken volgt dat een ordemaatregel is opgelegd in aansluiting op de disciplinaire straf. De beroepscommissie overweegt hierover dat, voor zover in beroep aan de orde, hetgeen is aangevoerd met betrekking tot de ordemaatregel niet tot een
andere
beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, dr. M. Kooyman en mr. P.A.M. Mevis, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 7 december 2010

secretaris voorzitter

Naar boven