nummer: 10/2198/GA
betreft: [klager] datum: 7 december 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 6 juli 2010 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 10 november 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.R. Roethof, gehoord.
De directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel heeft op 4 november 2010 schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. Daarbij is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk toegelicht.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder televisie, wegens betrokkenheid bij een steekincident.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager kwam net vanuit de gevangenis in Zoetermeer en hij kent de dader niet. De cel van de dader bevindt zich twee cellen naast die van klager. In de inrichting is het gebruikelijk dat je de gedetineerden groet wanneer je langsloopt. Klager was niet
op
de hoogte van de jarenlange ruzie tussen de dader en het slachtoffer. De directeur heeft zelf een fout gemaakt, door twee ruziënde gedetineerden op één afdeling te laten verblijven. Klager is ten onrechte gestraft en wil daarvoor schadevergoeding
ontvangen.
Het is juist dat sprake is geweest van een contactmoment tussen klager en de dader. Echter, de conclusie die de directeur daaraan verbindt, is onjuist. Er is slechts sprake geweest van een groetmoment. Klager wist niet wat de dader van plan was.
Klager is op 9 juli 2010 overgeplaatst naar de locatie De Schie en daar heeft hij de uitspraak, waarvan beroep, ontvangen. Hij heeft toen direct beroep ingesteld.
De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk als volgt toegelicht.
De directeur heeft vanuit eigen waarneming geconcludeerd dat klager betrokken is geweest bij een steekincident. Klager heeft in de gaten gehouden waar en wanneer het slachtoffer zich bevond op de afdeling. Hij heeft de dader hierover geïnformeerd.
Vanuit persoonlijke waarneming is te zien geweest dat klager centraal op de uitkijk stond op de afdeling. Zodra het slachtoffer op de afdeling kwam lopen, heeft klager zich direct naar de dader begeven en fluisterde hem wat toe. Hierop is de dader, met
klager in zijn kielzog, naar het slachtoffer gegaan en vond het steekincident plaats. Klager heeft een straf opgelegd gekregen voor zijn aandeel in het steekincident. De opgelegde straf is niet onredelijk en onbillijk.
3. De beoordeling
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het beroep overweegt de beroepscommissie als volgt. Ingevolge artikel 69, eerste lid, van Pbw moet het met redenen omklede beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift
van
de uitspraak worden ingediend. De uitspraak waarvan beroep is op 7 juli 2010 aan klager en de directeur toegezonden. Het beroepschrift dateert van 24 juli 2010 en is op het secretariaat van de Raad ontvangen op 28 juli 2010. Gezien het feit dat klager
op 9 juli 2010 is overgeplaatst naar een andere inrichting en hij, zodra hij het afschrift van de uitspraak had ontvangen, vrijwel direct beroep heeft ingesteld, oordeelt de beroepscommissie dat klager kan worden ontvangen in zijn beroep.
Op grond van artikel 51, eerste lid, onder a juncto artikel 50, eerste lid, van de Pbw kan de directeur aan een gedetineerde een disciplinaire straf opleggen van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, indien de gedetineerde
betrokken
is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Alhoewel het opmaken van een verslag van verstoring van de orde op grond van artikel 50, derde
lid,
van de Pbw achterwege kan blijven indien de directeur zelf voornoemde feiten constateert, is het in een geval als het onderhavige wenselijk om desalniettemin een verslag op te maken. Immers, de onderhavige weergave van de feiten door de directeur
bestaat niet alleen uit het weergeven van de waargenomen handelingen, maar bevat ook een interpretatie daarvan. In dit geval beschikt de beroepscommissie over onvoldoende informatie om een verantwoord oordeel te kunnen vormen over de interpretatie van
de directeur van zijn waarnemingen aangaande klagers betrokkenheid bij het steekincident. Hierbij is in aanmerking genomen dat klager ter zitting gemotiveerd uiteengezet heeft dat hij de dader heeft gegroet, maar dat de interpretatie van die groet door
de directeur onjuist is. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren. Nu de gevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, acht zij termen aanwezig om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 52,50.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, dr. M. Kooyman en mr. P.A.M. Mevis, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 7 december 2010
secretaris voorzitter