Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2486/GB, 1 november 2010, beroep
Uitspraakdatum:01-11-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/2486/GB

Betreft: [klager] datum: 1 november 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T.E. Korff, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 augustus 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het detentiecentrum Zeist ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 18 september 2009 gedetineerd. Hij verbleef in de locatie Norgerhaven te Veenhuizen en op 26 augustus 2010 is hij overgeplaatst naar het detentiecentrum Zeist.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is bij beschikking van 6 juli 2010 ongewenst verklaard. Tegen deze beslissing is een pro forma beroepschrift ingediend en is verzocht een voorlopige voorziening te treffen inhoudende een uitzetverbod hangende de beroepsprocedure tegen de
ongewenstverklaring. In tegenstelling tot hetgeen de selectiefunctionaris heeft aangegeven heeft de rechtbank niet beslist op het beroep.
Klager stelt zich op het standpunt dat, zolang de bestuursrechter nog niet beslist heeft op het beroep en de ongewenstverklaring om die reden nog niet in rechte is komen vast te staan, hij niet reeds nu geconfronteerd kan worden met de gevolgen
daarvan.
In de informatie van de selectiefunctionaris is ten onrechte in het geheel geen acht geslagen op de procedure die thans aanhangig is bij de rechtbank en er is gebruik gemaakt van onjuiste informatie. De selectiebeslissing is niet zorgvuldig genomen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Aangezien het strafrestant minder dan vier maanden is, is op 30 juli 2010 een selectieverzoek van de locatie Norgerhaven ontvangen om klager in het detentiecentrum Alphen aan den Rijn te plaatsen. Tijdens de huidige verbouwing van deze inrichting is
het
detentiecentrum Zeist aangewezen voor strafrechtelijke vreemdelingen met een kort strafrestant.
Klager is op grond van het gepleegde delict en de daaruit voortvloeiende straf tot ongewenst vreemdeling verklaard. In de beschikking tot ongewenstverklaring is opgenomen dat beroep tegen deze beschikking geen opschortende werking heeft. De gevolgde
selectieprocedure is zorgvuldig geweest.

4. De beoordeling
4.1. Het detentiecentrum Zeist is aangewezen als een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen met een strafrestant van minder dan vier maanden.

4.2. Klager voldoet aan de vereisten voor plaatsing in een inrichting als bedoeld in artikel 20b, tweede lid aanhef en onder a, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden. Strafrechtelijke vreemdelingen worden na hun
veroordeling geplaatst in daarvoor aangewezen afzonderlijke locaties. Bij beschikking van 6 juli 2010 heeft de minister van Justitie op grond van artikel 67, eerste lid, onder c, van de Vreemdelingenwet klager tot ongewenst vreemdeling verklaard. In
het
beroepschrift is namens klager aangevoerd dat beroep is ingesteld tegen de ongewenstverklaring en dat een voorlopige voorziening is verzocht en dat de rechtbank te Amsterdam de voorlopige voorziening en het beroepschrift nog niet behandeld heeft.
Uitgaande van de juistheid van dit gestelde blijft de status van klager ongewijzigd. In de selectie voor het detentiecentrum Zeist zijn klagers ongewenstverklaring en zijn strafrestant bepalend geweest.
Gelet op het vorenstaande kan de op de onder 3.2. genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 1 november 2010

secretaris voorzitter

Naar boven