Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1988/GB, 2 november 2010, beroep
Uitspraakdatum:02-11-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/1988/GB

Betreft: [klager] datum: 2 november 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 30 juni 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in het PPC te Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 18 april 2009 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring
(h.v.b.) Zoetermeer. Op 10 mei 2010 is hij geplaatst in het PPC te Vught, waar een individueel regime geldt en een normaal beveiligingniveau. Op 10 september 2010 is klager overgeplaatst naar de locatie Groot Bankenbosch te Veenhuizen.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager meent dat hij kan worden ontvangen in zijn beroep. Aan de raadsman van klager is geen afschrift van de bestreden beslissing toegezonden. Klager heeft de beslissing op 7 juli 2010
ontvangen. Hij meent dat het in de rede had gelegen hem na het opheffen van de op 19 maart 2010 opgelegde voorlopige hechtenis opnieuw voor een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) te selecteren, al dan niet met regimesgebonden verlof. In plaats
daarvan is klager geselecteerd voor het PPC te Vught.
Klager meent dat de bestreden beslissing onvoldoende is gemotiveerd, doordat op geen enkel in bezwaar aangevoerd argument is ingegaan. De door de selectiefunctionaris overgelegde adviezen zijn buitengewoon summier. De selectiefunctionaris verwijst naar
informatie van gedragsdeskundigen, zonder dat inzichtelijk is op welke stukken wordt gedoeld.
De bestreden beslissing is op onterechte gronden genomen. Uit het selectieadvies van de inrichting komen geen bijzonderheden naar voren en evenmin een noodzaak hem te selecteren voor het PPC te Vught. Wat betreft het indicatieadvies van IFZO merkt
klager op dat het feit dat hij een vluchteling is en een traumatisch verleden zou hebben, geen reden kan zijn om hem in het PPC te plaatsen. Klager is eerder, tot zo’n twee maanden voor de plaatsing in het PPC, geplaatst geweest op een reguliere
afdeling. Klager betwist uitdrukkelijk zichzelf te verwonden en ontkent dat de klachten toenemen. Klager heeft enkel klachten met betrekking tot het in slaap komen. Daarvoor gebruikt hij medicatie. Hiermee kan echter nog niet gesproken worden van een
klemmende psychische problematiek die plaatsing in het PPC nodig maakt. Bovendien is het indicatieadvies niet inzichtelijk of gemotiveerd. Vrijwel alle hoofdstukken zijn niet ingevuld. Uit dit advies wordt dus niet duidelijk waarop de conclusie van
automutilatie en plaatsing in een PPC is gebaseerd. Het had op de weg van de selectiefunctionaris gelegen om nadere informatie in te winnen omtrent de beweerdelijke problematiek van klager.
Klager heeft van de inrichtingsarts in het PPC te horen gekregen, dat hij makkelijk terug zou kunnen naar een beperkt beveiligde inrichting. Ook de huidige mentor van klager zou hebben gezegd zich te verwonderen over de plaatsing van klager in het PPC.
Klager meent dat er geen zorgvuldige belangenafweging heeft plaatsgevonden. Een eigen afweging door de selectiefunctionaris was geïndiceerd.
Uit de in beroep door de selectiefunctionaris overgelegde informatie komt naar voren dat klager last zou hebben van nachtmerries. Dergelijke problemen zijn voldoende ondervangen met de aan klager voorgeschreven slaapmedicatie. Ook de opmerking dat de
klachten zijn verergerd tijdens de aan klager opgelegde beperkingen, wordt door de selectiefunctionaris niet gespecificeerd. Door de selectiefunctionaris wordt gesteld dat klager in het PPC is geplaatst voor met name traumaverwerking en diagnostiek
teneinde de zorgvraag in kaart te brengen en daar de juiste behandeling op af te stemmen. Klager heeft geen zorgvraag. Klager geeft zelf aan dat hij goed functioneert. Hij wil niet dat er in zijn oorlogsverleden wordt gewroet. Bovendien geeft de
psycholoog van het PPC aan dat klager geen klachten ervaart en in die zin geen hulpvraag heeft. Het is bovendien de vraag in hoeverre klager profiteert van de traumaverwerking. Hieruit volgt dat de plaatsing in het PPC niet noodzakelijk is geweest. De
plaatsing is evenwel belastend voor klager, doordat hij niet in een b.b.i. is geplaatst. Hierdoor is hij in zijn belang getroffen. Klager verzoekt het beroep gegrond te verklaren en klager een tegemoetkoming toe te kennen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Tijdens zijn verblijf in de b.b.i. is klager op 19 maart 2010 gelicht door de politie op verdenking van een nieuw strafbaar feit en opnieuw als preventief gehechte
geselecteerd voor het h.v.b. Zoetermeer. Klager verbleef sinds 1 april 2010 op de BZA te Zoetemeer. Klager is door de gedragsdeskundige aangemeld voor plaatsing in een PPC.Klager heeft bijna een maand in alle beperkingen gezeten. Daardoor zijn zijn
klachten toegenomen. Hij kreeg last van nachtmerries.
Voor wat betreft zijn traumatische ervaringen zou een aanmelding voor hulpverlening bij Stichting Centrum 40-45 op zijn plaats zijn. Ook is klager bekend bij de verslavingsreclassering. Nu klager opnieuw is ingesloten en er meer tijd is om eens goed in
kaart te brengen welke zorg klager nodig heeft en waar deze zorg geboden kan worden, is klager voorgesteld voor plaatsing in het PPC ter observatie, diagnostiek en traumaverwerking. De selectiefunctionaris meent dat dit een terechte plaatsing is
geweest. Op 11 augustus 2010 bevestigde de behandelend psycholoog dat klager geen klachten ervaart en in die zin geen hulpvraag heeft. Klager neemt wel deel aan de traumaverwerking, maar de vraag is in hoeverre hij hiervan profiteert. Klager wordt
binnenkort besproken in het PMO en het zou kunnen dat klager dan voor uitplaatsing in aanmerking komt.

4. De beoordeling
4.1. Het PPC Vught is een inrichting voor mannen met een individueel regime en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Artikel 20c van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) bepaalt dat in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) gedetineerden kunnen worden geplaatst ten aanzien van wie: a. in verband met
een
psychiatrische stoornis, een persoonlijkheidsstoornis, psychosociale problematiek, verslavingsproblematiek of een verstandelijke beperking, forensische zorg is geïndiceerd; b. in verband met de vraag of forensische zorg is geïndiceerd, nadere
observatie
is vereist. In de nota van van toelichting (Stcrt 2009, nr 19971) wordt aangegeven dat de PPC’s worden aangewezen als huis van bewaring en als gevangenis (op grond van artikel 9 van de Pbw) bestemd voor de onderbrenging van gedetineerden die een
bijzondere opvang behoeven (op grond van artikel 14 van de Pbw).

4.3. De beslissing tot plaatsing in of overplaatsing naar het PPC wordt conform artikel 15 van de Pbw door de selectiefunctionaris genomen. In de nota van toelichting wordt daarover het volgende aangegeven: “Daaraan voorafgaand brengt de directeur
van de inrichting waar de gedetineerde op dat moment verblijft aan de selectiefunctionaris advies uit over de behoefte aan forensische zorg, op basis van screening en indicatiestelling door het psycho-medisch overleg van de inrichting of het Nederlands
Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie.”

4.4. De beroepscommissie is van oordeel dat uit de door de selectiefunctionaris overgelegde adviezen onvoldoende duidelijk is dat ten aanzien van klager forensische zorg is geïndiceerd. Het overgelegde indicatieadvies van de inrichtingspsycholoog is
uiterst summier. Ook het inrichtingsadvies van de directeur van het h.v.b Zoetermeer bevat geen aanwijzingen die duiden op een problematiek. Uit het verweerschrift van de selectiefunctionaris van 11 augustus 2010 komt naar voren dat klager onder andere
in een PPC is geplaatst voor diagnostiek en het in kaart brengen van de zorgvraag. Voor zover de selectiefunctionaris hier doelt op artikel 20c onder b van de Regeling, blijkt dit onvoldoende uit voornoemd indicatieadvies. De beslissing van de
selectiefunctionaris dient derhalve wegens een gebrekkige motivering te worden vernietigd. Mitsdien zal het beroep gegrond worden verklaard.
Aangezien klager inmiddels is overgeplaatst naar een andere inrichting, volstaat de beroepscommissie met een vernietiging van de bestreden beslissing. Nu de rechtsgevolgen van de vernietigde beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, zal de
beroepscommissie aan klager een tegemoetkoming toekennen. Zij stelt deze vast op € 100,=.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 100,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 2 november 2010

secretaris voorzitter

Naar boven