Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1916/GB, 2 november 2010, beroep
Uitspraakdatum:02-11-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/1916/GB

Betreft: [klager] datum: 2 november 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W. Boelens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 1 juli 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de locatie Esserheem te Veenhuizen ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 30 juni 2009 gedetineerd. Hij verbleef in de locatie De Kruisberg te
Doetinchem. Op 3 juni 2010 is hij overgeplaatst naar de locatie Esserheem, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De bestreden beslissing is onvoldoende gemotiveerd omdat de selectiefunctionaris niet is ingegaan op de stelling van klager dat de overplaatsing een inmenging inhoudt in zijn gezinsleven. Door
de
overplaatsing wordt de effectieve uitoefening van het gezinsleven in de vorm van het bezoek van klagers partner en dochter in zeer ernstige mate belemmerd. De selectiefunctionaris had dienen te beoordelen of, gelet op artikel 8, tweede lid, van het
EVRM, de uitplaatsing noodzakelijk is en niet disproportioneel in relatie tot de belangen van klager en zijn gezin. De selectiefunctionaris was op grond van artikel 8 van het EVRM gehouden een individuele afweging te maken die van een fair balance
getuigt tussen het belang van klager en zijn gezin versus het belang van de Staat. Door een dergelijke belangenafweging niet te maken, is de beslissing niet alleen in strijd met het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel, maar ook in strijd met
artikel 8 van het EVRM zelf. Weliswaar is de plaatsing rechtmatig in de zin van artikel 20b van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling), maar dit maakt allerminst dat de inmegning in het gezinsleven in
het licht van artikel 8, tweede lid, van het EVRM stand kan houden.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager meent dat de effectieve uitoefening van het gezinsleven in de vorm van gedetineerdenbezoek in zeer ernstige mate wordt belemmerd. Door de reisafstand en de
bijkomende kosten zouden de bezoekmogelijkheden geschaad worden. Klager maakt deel uit van de doelgroep van strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen. Ten behoeve van opname van gedetineerden met een strafrestant van tenminste vier maanden is de
locatie Esserheem aangewezen. Klager behoort tot deze doelgroep. Vanaf de plaatsing van klager in de locatie Esserheem werd hij, ondanks de reisduur, diverse malen bezocht door zijn echtgenote en dochter. Klager blijft derhalve niet verstoken van
bezoek. Naast reguliere bezoeken bestaat er volop gelegenheid tot telefonisch dan wel schriftelijk contact. Wat betreft de financiële beperkingen van klagers partner, kan zij een aanvraag indienen voor bijzondere bijstand bij de gemeentelijke sociale
dienst. Behoudens de reisduur en bijkomende kosten is er geen sprake van aantoonbare containdicaties die tot een herziening van de plaatsingsbeslissing moeten leiden. Klager werd geplaatst binnen een passende setting conform de actuele regelgeving.
Helaas brengt een verblijf binnen detentie de nodige problemen met zich mee. Daar heeft met name het contact met naaste familie onder te lijden. In de situatie van klager blijkt, gelet op de bezoekfrequentie en overige contactmogelijkheden, geen sprake
van een onoverkomelijke problematiek.

4. De beoordeling
4.1. De locatie Esserheem te Veenhuizen is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau. Dit is tevens een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen als bedoeld in artikel 20b,
tweede lid, onder a van de Regeling.

4.2. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld en tot ongewenst vreemdeling is verklaard, voldoet aan de vereisten voor plaatsing in de locatie Esserheem.

4.3. Op grond van bijzondere omstandigheden kan een plaatsing in een voorziening voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen achterwege blijven. Door klager zijn dergelijke omstandigheden niet aangevoerd. Het feit dat het voor klagers gezin
lastiger zal zijn klager in Veenhuizen te bezoeken in verband met de reisafstand en de hieraan verbonden kosten, is geen bijzondere omstandigheid. Overigens is gebleken dat klager meerdere malen in de locatie Esserheem door zijn echtgenote en dochter
is
bezocht. Gelet hierop kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De bestreden beslissing is niet
in
strijd met artikel 8 van het EVRM. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 2 november 2010

secretaris voorzitter

Naar boven