Nummer: 10/2287/GB
Betreft: [klager] datum: 19 november 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W. Anker, advocaat te Breda, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 27 juli 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem niet over te plaatsen naar een inrichting met een normaal beveiligingsniveau als bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de
inrichting (b.b.i.+) ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 10 april 2009 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring Arnhem-Zuid. Op 28 augustus 2009 is hij geplaatst in de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Volgens de selectiefunctionaris zou klager zich schuldig maken aan negatief/respectloos gedrag, zodat hij niet zou beschikken over de voor een b.b.i.+ vereiste positieve instelling. De selectiefunctionaris baseert zich op omtrent klager opgemaakte
rapportage. Over die rapportage heeft klager noch zijn raadsman tijdens de bezwaarfase de beschikking gehad. Alleen al om die reden kleven er formele gebreken aan de bestreden beslissing. Er is in dit kader geen sprake geweest van hoor en wederhoor.
Daarnaast heeft de selectiefunctionaris ook telefonische inlichtingen van de inrichting gebruikt, waarbij klager niet in de gelegenheid is geweest zich daartegen te verweren. Klager ontkent dat zijn gedrag zodanig zou zijn dat hij niet zou kunnen
functioneren in een b.b.i.+.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Met betrekking tot de gronden voor de bestreden beslissing verwijst de selectiefunctionaris naar de beslissing op het bezwaarschrift en de aanvullende verslaglegging. Uit die aanvullende verslaglegging en uit het selectieadvies komt klagers negatieve
functioneren in voldoende mate naar voren. Klager stelt dat hij niet in de gelegenheid is gesteld om zich te verweren. Uit de rapportage komt naar voren dat hij bij herhaling is gewezen op de aard van zijn functioneren dan wel dat hij daarvoor
disciplinair is gestraft. In die gevallen waarin sprake was van een schriftelijk verslag, bestaat het recht op hoor en wederhoor bij de directeur, dan wel in de beklagprocedure bij de beklagcommissie. De omstandigheid dat daarvan geen gebruik is
gemaakt, komt voor rekening van klager. Op grond van artikel 40 van de Penitentiaire maatregel, had klager om inzage in het selectieadvies kunnen verzoeken. Indien er overigens bij klager sprake zou zijn van een positieve gedragsverandering, zou dat
aanleiding moeten zijn voor een nieuw selectieadvies. In een dergelijk geval zou klager mogelijk alsnog voor detentiefasering in aanmerking kunnen komen.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Lelystad is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.
4.3. Klager wenst te worden geplaatst in een gevangenis met een regime als geldend in een beperkt beveiligde inrichting, zonder de daarbij behorende regimaire vrijheden. In een dergelijke regime, dat als voorbereiding voor verdere detentiefasering
kan gelden, kunnen gedetineerden worden geplaatst die voldoen aan de eisen voor plaatsing in een gevangenis. Klager voldoet op zich aan die eisen. Nu binnen het regime van een b.b.i.+ aan de gedetineerden meer vrijheden worden geboden dan in een
‘reguliere’ gevangenis, dient aannemelijk te worden dat een gedetineerde met die vrijheden op een verantwoorde manier kan omgaan. Uit het selectieadvies van de directeur, alsook uit de aanvullende rapportage zoals overgelegd door de
selectiefunctionaris, wordt voldoende aannemelijk dat klagers gedrag in de inrichting waar hij thans verblijft van dien aard is, dat er onvoldoende vertrouwen is dat klager zal kunnen omgaan met die hem aan te bieden vrijheden. De op de onder 3.2
genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 19 november 2010
secretaris voorzitter