Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1661/GA en 10/1828/GA, 16 november 2010, beroep
Uitspraakdatum:16-11-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1661/GA en 10/1828/GA

betreft: [klager] datum: 16 november 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Zoetermeer

en van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager.

Het beroep van de directeur is gericht tegen een uitspraak van 27 mei 2010 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van klager, waarbij dat beklag gegrond is verklaard;

het beroep van klager is gericht tegen de beslissing van de beklagcommissie om hem géén tegemoetkoming toe te kennen naar aanleiding van de gegrondverklaring van zijn beklag.

De beroepscommissie heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 oktober 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, is klager gehoord.
De directeur van de locatie Zoetermeer heeft schriftelijk laten weten in verband met ziekte verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. Klagers raadsman, mr. D.M. Penn, heeft schriftelijk medegedeeld niet in staat te zijn ter zitting te verschijnen
en heeft om aanhouding van de behandeling verzocht tot een zitting op een latere datum.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het geen gebruik mogen maken van de (reguliere) onderwijsfaciliteiten van de inrichting.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en heeft bepaald dat aan klager geen tegemoetkoming wordt toegekend.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt (schriftelijk) toegelicht.
De beklagcommissie heeft geoordeeld dat het enkele feit dat klager tot ongewenst vreemdeling is verklaard, geen grond vormt om hem in zijn algemeenheid het recht op onderwijs te ontzeggen. De beslissing van de directeur is evenwel genomen op grond van
het feit dat klager wel degelijk gebruik maakte van allerlei faciliteiten van de afdeling onderwijs voor zijn rechtenstudie. Omdat er een wachtlijst is voor deelname aan het onderwijs en er voor klager al bepaalde faciliteiten zijn geregeld, is
besloten
hem niet tot het reguliere onderwijs toe te laten. Andere gedetineerden hebben net als klager recht op onderwijs. Om de mogelijkheden eerlijk te kunnen verdelen, is er voor gekozen die gedetineerden gebruik te laten maken van de wat eenvoudigere
onderwijsmogelijkheden. Klager wenst én faciliteiten voor zijn rechtenstudie én gebruik te maken van het uur onderwijs in het dagprogramma. De directeur is van mening dat er geen sprake kan zijn van een én/én-situatie maar dat klager dient te kiezen.
Buiten deze grond is ook klagers ongewenstverklaring meegewogen bij het nemen van de bestreden beslissing.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is op 11 oktober 2010 overgeplaatst naar De Grittenborgh in Hoogeveen. Klager is op zich blij dat ook de directeur beroep heeft ingesteld. Klager is van mening dat de beklagcommissie de feiten met betrekking tot zijn beklag niet goed heeft
vastgesteld. Tegenover de beklagcommissie heeft klager (onder meer) naar voren gebracht dat de weigering om hem tot het onderwijs toe te laten (mede) berust op discriminatie. Klager heeft de Spaanse nationaliteit. Hij is weliswaar ongewenst verklaard,
maar tegen die beslissing loopt nog een gerechtelijke procedure. De directeur heeft zijn weigering gegrond op klagers illegale status. Dat is echter onjuist en discriminerend. De beklagcommissie heeft zich over dat punt niet uitgelaten. Klager is van
menig dat hier sprake is van een schending van het bepaalde in artikel 13 van het EVRM.
Overigens is hetgeen de directeur heeft aangevoerd feitelijk onjuist. Andere daar verblijvende gedetineerden worden zonder meer toegelaten tot het onderwijs. Klager is van mening dat hij gediscrimineerd wordt. Ook het argument van de wachtlijst is
onjuist, er is in het geheel geen wachtlijst voor het onderwijs. De directeur heeft aangevoerd dat klager onderwijsfaciliteiten worden verleend. Klager heeft weliswaar een computer tot zijn beschikking, maar dat is geen extra faciliteit. Hem is die
computer in het kader van de voorbereiding van zijn strafzaak verstrekt. Klager heeft die computer gebruikt voor het maken van een model-beklagformulier. Toen de directeur zag dat klager de computer daarvoor heeft gebruikt, kreeg klager te horen dat
hij
de computer alleen maar mocht gebruiken voor zijn strafzaak. Hij mocht daarop geen andere zaken maken en afdrukken. Verzoeker heeft geen digitale bestanden voor de studie die hij via de Open Universiteit (OU) gebruikt. Klager wil graag van de normale
onderwijsmogelijkheden in de inrichting gebruik maken. Klager volgt momenteel via de OU een rechtenstudie. Afgesproken is dat een medewerker van het bureau selectie- en detentiebegeleiding eventuele examens zal aanvragen. De inrichting levert voor
klagers rechtenstudie geen financiële bijdrage. Als klager tentamens zou moeten afleggen, zou de afdeling onderwijs medewerking daaraan verlenen. Klager heeft geen tentamens afgelegd. Klager heeft tot nochtoe alle door hem gevolgde modules zelf
betaald.
Klager is dan ook van mening dat de directeur niets heeft gedaan om het voor klager mogelijk te maken onderwijs te volgen. Klager wil via de inrichting graag een horecaopleiding volgen en een Computer Driving License halen. Klager was tijdens zijn
verblijf in De Marwei in Leeuwarden nog niet begonnen met die opleidingen. Hij wist dat hij overgeplaatst zou worden. In Leeuwarden is klager wel begonnen met de rechtenstudie. Klager mocht daar gebruikmaken van de onderwijsfaciliteiten. Klager wilde
vanuit De Marwei overgeplaatst worden naar een inrichting in de omgeving van Amsterdam. Hij is echter overgeplaatst naar de p.i. De Grittenborgh. Tegen die selectiebeslissing heeft hij een bezwaarschrift ingediend. Met betrekking tot het onderwijs
heeft
klager in Leeuwarden nooit problemen gehad. Klager is van mening dat hij, gelet op het feit dat hij kan worden gezien als een langgestrafte, gebruik mag maken van het aangeboden onderwijs in de inrichting.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende voorgelicht om thans op de beroepen van de directeur en van klager te kunnen beslissen. Het verzoek om aanhouding van de raadsman van verzoeker zal daarom worden afgewezen.

Door de directeur is aangevoerd dat er sprake is van schaarste met betrekking tot de mogelijkheden om in de inrichting verblijvende gedetineerden (regulier) onderwijs aan te bieden. Die schaarste, de omstandigheid dat klager gefaciliteerd werd in zijn
rechtenstudie en de omstandigheid dat klager tot ongewenst vreemdeling verklaard zou zijn, waren voor de directeur aanleiding om klager niet toe te laten tot het (reguliere) inrichtingsonderwijs.

Met betrekking tot het argument van de schaarste geldt dat dit argument, wat daar overigens van zij, voor alle gedetineerden in de inrichting geldt en dus geen reden hoeft te zijn voor uitsluiting van het onderwijs. Andere gedetineerden worden
(kennelijk) op een wachtlijst geplaatst voor dat onderwijs.
Met betrekking tot de aan klager geboden facilitering bij zijn rechtenstudie heeft klager naar voren gebracht dat die facilitering enkel strekte tot ondersteuning bij het aanvragen van en het maken van tentamens en/of examens voor zijn rechtenstudie.
Onweersproken is dat klager in dat kader nog geen tentamens en/of examens heeft afgelegd. Met betrekking tot de overige mogelijke faciliteiten acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk dat verzoeker zijn rechtenstudie tot nog toe geheel zelf heeft
bekostigd en dat hij voor die studie geen gebruik heeft gemaakt van andere door de inrichting (mogelijk) te bieden faciliteiten. Gelet daarop is onvoldoende aannemelijk geworden dat de directeur aan klager zodanige faciliteiten voor zijn rechtenstudie
heeft geboden, dat dit een uitsluiting van deelname aan het door de inrichting aangeboden onderwijs zou kunnen rechtvaardigen.
Naar het oordeel van de beroepscommissie is ook een mogelijke ongewenstverklaring van klager geen rechtvaardiging voor de uitsluiting van klager van het onderwijs.
Het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, maakt dat de bestreden beslissing van de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt.

Het beroep van de directeur zal daarom ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal – ten aanzien van het beklag – worden bevestigd met aanvulling van de gronden.

De beroepscommissie kan zich niet verenigen met de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daarin is bepaald dat aan klager geen tegemoetkoming wordt toegekend. Naar het oordeel van de beroepscommissie kunnen de gevolgen van de bestreden beslissing
van de directeur – mede door het tijdsverloop en door klagers overplaatsing naar een andere inrichting – thans niet meer ongedaan gemaakt worden. Gelet daarop zijn er termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming. De
beroepscommissie zal de hoogte daarvan vaststellen op € 40,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie wijst het verzoek om aanhouding van de behandeling af en verklaart het beroep van de directeur ongegrond. Zij bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie – ten aanzien van het beklag – met aanvulling van de gronden.
Het beroep van klager wordt gegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van het niet toekennen van een tegemoetkoming wordt vernietigd en vastgesteld wordt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 40,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 16 november 2010

secretaris voorzitter

Naar boven