Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1768/GA, 16 november 2010, beroep
Uitspraakdatum:16-11-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1768/GA

betreft: [klager] datum: 16 november 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van het huis van bewaring (h.v.b.) Wolvenplein,

gericht tegen een uitspraak van 21 juni 2010 van de alleensprekende beklagrechter bij voormeld h.v.b., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 oktober 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, is klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. S. Spans, gehoord.
De directeur heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde – het op 13 april 2010 uitsluiten van deelname aan de recreatie in verband met een ziekmelding.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. Daarnaast is aan klager een tegemoetkoming toegekend ter hoogte van € 7,50.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt
– schriftelijk – als volgt toegelicht. Op grond van artikel 23, eerste lid, van de Pbw, kan de directeur een gedetineerde uitsluiten van deelname aan een of meer activiteiten in geval van een ziekmelding door of ziekte van de betrokken gedetineerde.
Bij
een langer durende ziekte kan de directeur in overleg met de gedetineerde besluiten om hierop een uitzondering te maken, mits dit medisch verantwoord is. Van een langer durende ziekte was in dit geval geen sprake. In het geval van klager is gehandeld
overeenkomstig de huisregels van de inrichting.

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager kan zich niet verenigen met de hoogte van de aan hem toegekende tegemoetkoming. Hij is overigens van mening dat het dossier niet compleet is. Klager heeft zich indertijd op 12 april 2010 ziek gemeld. Die dag is er geen arts bij klager geweest.
Vervolgens heeft klager zich op 13 april 2010 omstreeks 11.45 uur weer beter gemeld. Volgens de huisregels van de locatie Wolvenplein zou klager bij ziekte na 24 uur mee mogen doen aan het dagprogramma. De beroepsgronden zoals die door de directeur
zijn
aangevoerd, zijn niet echt duidelijk. Zij zien niet op de overwegingen van de beklagcommissie. Klager zou zich volgens de directeur niet tijdig beter hebben gemeld. Klager bestrijdt dat. Vervolgens is er dan in de ogen van klager sprake van een vorm
van
bestraffing als hij dan niet mee mag doen aan de recreatie.

3. De beoordeling
In het kader van het onderhavige beroep van de directeur dient te worden beoordeeld of het recht op recreatie – net als het recht op een dagelijks verblijf in de buitenlucht – een onvervreemdbaar recht is van de gedetineerde, dan wel dat de directeur
daar inbreuk op mag maken. Naar het oordeel van de beroepscommissie is dat niet het geval en biedt de wet de mogelijkheid om het recht op recreatie te beperken. In artikel 4.2.1 van de huisregels van het h.v.b. Wolvenplein, welke huisregels in dit
geval
een nadere uitwerking vormen van het bepaalde in artikel 23, eerste lid, van de Pbw, staat (onder meer) vermeld dat de gedetineerde zich op ieder gewenst moment beter kan melden maar dat de gedetineerde alleen ’s ochtends, bij aanvang van het
dagprogramma, weer kan gaan deelnemen aan het dagprogramma. Nu voldoende aannemelijk is geworden dat klager zich op 13 oktober 2010 pas om 11.45 uur, en dus niet bij aanvang van het dagprogramma, beter heeft gemeld, mocht de directeur klager die dag
uitsluiten van deelname aan (onder meer) de recreatie. Dat betekent dat de uitspraak van de beklagcommissie – voor zover in beroep aan de orde – niet in stand kan blijven en dat dit onderdeel van het beklag alsnog ongegrond moet worden verklaard.
Nu het beklag alsnog ongegrond zal worden verklaard, is er geen aanleiding voor de toekenning van enige tegemoetkoming. Ook dit onderdeel van de uitspraak van de beklagcommissie zal daarom worden vernietigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt, voor zover in beroep aan de orde, de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag in zoverre alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 16 november 2010

secretaris voorzitter

Naar boven