nummer: 10/1694/TA
betreft: [klager] datum: 15 november 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C. Eenhoorn, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 14 juni 2010 van de beklagcommissie bij het FPC Oostvaarderskliniek te Almere, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Klager, zijn raadsman mr. C. Eenhoorn en het hoofd van de inrichting hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 24 september 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het beheer van klagers financiën.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur heeft in strijd met de uitdrukkelijke wens van klager gelden van zijn rekening-courant ter beschikking gesteld van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) ter voldoening van een schadevergoedingsmaatregel. De Nota van toelichting op
de
het Rvt is op dit punt duidelijk: ‘Heeft de verpleegde geen beheer over zijn eigen geld dan heeft hij een rekening-courant bij de inrichting. Hiervan mag door de inrichting niet voor andere doelen geld worden afgeschreven dan waarvoor de verpleegde
zijn
toestemming of een (stilzwijgende) machtiging heeft gegeven’.
Klager wordt bovendien door de afschrijvingen onevenredig benadeeld omdat hij geen inkomen kan verwerven door arbeid te verrichten.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De geciteerde zinsnede uit de Nota van toelichting is niet terug te vinden noch in voornoemde Nota noch in de Memorie van toelichting bij de Bvt. In artikel 40, tweede lid, Rvt is bepaald dat het beheer van het eigen geld van de patiënten bij de
kliniek
ligt, zonder instemmingmogelijkheid met betrekking tot dit beheer.
3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Hierbij is in aanmerking genomen dat klager zelf niet het beheer heeft over zijn tegoeden binnen de
inrichting. Voorts bepaalt artikel 6.10.2 van de Huisregels van de inrichting dat het beheer van het geld van de patiënt op zijn interne rekening-courant, zijn spaarrekening en het geld in contanten dat de staf of de patiënt onder zich heeft berust bij
het hoofd van de inrichting. In artikel 6.10.6 van genoemde Huisregels is bepaald dat het eigen geld voor bepaalde doelen door of namens het hoofd van de inrichting worden gereserveerd, waaronder schuldsanering wordt begrepen.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
Voor zover in de uitspraak van de beklagcommissie sprake is van ‘artikel 40, tweede lid, Bvt’ leest de beroepscommissie dit verbeterd als: ‘artikel 40, tweede lid, Rvt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. drs. T.A.M.Louwe en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 15 november 2010
secretaris voorzitter