Uitspraak
nummer: 10/3193/SGA
betreft: [klager] en 53 medegedetineerden datum: 29 oktober 2010
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire begin¬selenwet (Pbw) heeft kennisgeno¬men van een bij het secretariaat van de Raad inge¬komen verzoekschrift van
de directeur van de penitentiaire inrichtingen Nieuwegein, verder verzoe¬ker te noemen.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 70, tweede lid, Pbw, van de ten¬uitvoerlegging van 54 uitspraken van 4 oktober 2010 van de beklag¬commis¬sie bij voormelde inrichting, gegeven op een klachten [...] en 53 medegedetineerden,
verder te noemen klagers. Een lijst met namen van de respectievelijke klagers is aan deze uitspraak als bijlage gevoegd.
Het beklag betreft – voor zover in het kader van het schorsingsverzoek aan de orde –:
a. schending van het dagprogramma in die zin dat in strijd met de wettelijke bepalingen een dagprogramma wordt aangeboden dat minder dan 59 uren per week omvat;
b. het insluiten van de gedetineerden tijdens de maaltijden;
c. het op onjuiste wijze in- en uitsluiten van de gedetineerden.
De beklagcommissie heeft het beklag ten aanzien van de onderdelen a en b gegrond verklaard en ten aanzien van onderdeel c gegrond verklaard voor zover het is gericht tegen de gang van zaken waarbij de tijd die wordt besteed aan het in- en uitsluiten
van
de gedetineerden, wordt meegerekend bij de bepaling van het aantal uren van het dagprogramma. Ten aanzien van onderdeel a van het beklag heeft de beklagcommissie een tegemoetkoming vastgesteld van € 40,= per klager.
De voorzitter heeft kennisgenomen van bedoelde uitspraken van de beklagcommissie en de onderliggende stukken, het tegen de onderhavige uitspraken ingediende beroepschrift, alsook van de schriftelijke reac¬tie van [...], namens de 54 gedetineerden, op
het schor¬sings¬verzoek.
1. De standpunten van verzoeker en van klagers
Verzoeker heeft het volgende naar voren gebracht. Over de periode van 5 augustus 2010 tot begin september heeft het dagprogramma inderdaad niet voldaan aan het wettelijk minimum van 59 uren per week. Sinds (in ieder geval) begin september 2010 worden
de
in- en uitsluittijden niet meegerekend bij het bepalen van de duur van het dagprogramma. De beklagcommissie heeft gelijk waar overwogen wordt dat de gedetineerden niet mogen worden ingesloten tijdens de maaltijden omdat dan ook het personeel pauze
heeft. Desondanks wordt om schorsing van dit onderdeel van de uitspraak van de beklagcommissie verzocht omdat het gezamenlijk nuttigen van de middagmaaltijden niet mogelijk is. De gebouwelijke omstandigheden van de inrichting, het beveiligingsniveau en
de doelgroep maken een dergelijk gezamenlijk nuttigen van de maaltijd onverantwoord. Daarbij geldt dat de recreatiekamer qua oppervlakte niet voldoet de Arbo-wetgeving daaromtrent. De ruimtes zijn qua brandveiligheid niet overeenkomstig de brand- en
veiligheidsvoorschriften ingericht als eetzaal. Zo is er geen tweede vluchtweg aanwezig en zijn deze ruimtes niet voorzien van de nodige blusmiddelen. De recreatieruimtes zijn bouwkundig niet ingericht als eetzaal en zij hebben bouwkundig ook niet die
bestemming. In de gebruiksvergunning staat niets beschreven ten aanzien van een eetzaal. Door deze bouwkundige tekortkomingen kan de veiligheid dan de gedetineerden en het personeel niet worden gewaarborgd. Ook is er onvoldoende toezicht door de
controlepost op de recreatieruimte.
Uit de schriftelijke reactie namens klagers komt naar voren dat klagers primair van mening zijn dat het schorsingsverzoek moet worden afgewezen omdat de directeur niet binnen zeven dagen na de uitspraak om schorsing heeft verzocht. Indien de voorzitter
de directeur wel ontvankelijk zou achtten, zou het verzoek moeten worden afgewezen. Voor de argumenten wordt verwezen naar de uitspraken van de beklagcommissie met de kenmerken NM 2010/000336 en NM 2010/000787.
2. De beoordeling
De voorzitter overweegt allereerst dat geen beroep is ingediend tegen de uitspraken van de beklagcommissie ten aanzien van de klagers[...]. Nu slechts om schorsing van een uitspraak van de beklagcommissie kan worden
verzocht nadat tegen die uitspraak beroep is ingediend, kan verzoeker in zoverre niet worden ontvangen in zijn verzoek.
De directeur kan, nu de wet geen termijn stelt voor het indienen van een schorsingsverzoek, ten aanzien van de overige 50 uitspraken van de beklagcommissie worden ontvangen in zijn verzoek. Ten aanzien van dat verzoek overweegt de voorzitter het
volgende.
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de beklagcommissie slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beroep is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing
van
de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing.
Ten aanzien van onderdelen a en c van het verzoek geldt dat verzoeker – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – geen belang heeft bij een toewijzing van het verzoek. Verzoeker heeft immers gesteld dat het dagprogramma (inmiddels) voldoet aan de
wettelijke minimumeis van 59 uren per week, waarbij het in- en uitsluiten van de gedetineerden niet wordt meegerekend. Nu de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van deze onderdelen erop is gericht dat het dagprogramma 59 uren per week dient te
duren, is er sprake van overeenstemming tussen de beklagcommissie en de directeur en dus is er geen aanleiding de tenuitvoerlegging van die onderdelen van de uitspraak van de beklagcommissie te schorsen.
Ten aanzien van onderdeel b van het verzoek geldt thans dat – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – voldoende aannemelijk is geworden dat er sprake is van zodanige bouwkundige beletselen, dat deze het gezamenlijk gebruik van de maaltijden
verhinderen. In die zin was het verweer van de directeur ten overstaan van de beklagcommissie dus kennelijk onvolledig en deels onjuist. De beslissing van de directeur om de gedetineerden te verplichten de maaltijden in de eigen verblijfsruimte te
laten nuttigen, wordt daarom – nog steeds naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – niet in strijd met de wet, noch als onredelijk en onbillijk aangemerkt. In zoverre komt het verzoek van verzoeker daarom voor toewijzing in aanmerking.
Voor zover de directeur tevens heeft bedoeld schorsing te vragen van de tenuitvoerlegging van de uitspraak van de beklagcommissie dat aan klagers een tegemoetkoming van € 40,= per klager wordt toegekend, geldt dat de directeur geen belang heeft bij een
toewijzing van dit onderdeel van het verzoek. Door het instellen van beroep wordt immers van rechtswege de toekenning van een tegemoetkoming geschorst. Het verzoek wordt in zoverre afgewezen.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek ten aanzien van de uitspraak van de beslissing van de beklagcommissie op onderdeel b van het beklag toe en schorst in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Hij wijst het verzoek voor het overige af.
Aldus gegeven door mr. A.G. Coumans, voorzitter in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 29 oktober 2010.
secretaris voorzitter