Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1309/GA, 11 oktober 2010, beroep
Uitspraakdatum:11-10-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1309/GA

betreft: [klager] datum: 11 oktober 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 3 mei 2010 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 augustus 2010, gehouden in de p.i. Dordrecht, zijn gehoord klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Vught.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. VU 2010/000036: dat klagers verzoek zijn gedetineerde broertje te bezoeken is afgewezen;
b. VU 2010/000037: dat klager in verband met de sfeer op de afdeling is overgeplaatst naar een andere afdeling;
c. VU 2010/000038: dat klager uit het TR-traject is gezet omdat hij niet mee wilde werken aan een persoonlijkheidsonderzoek en dat hij hierdoor voor bijvoorbeeld plaatsing in een (zeer) beperkt beveiligde inrichting niet meer in aanmerking komt.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op alle onderdelen op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is het niet eens met de reden die ten grondslag is gelegd aan de weigering zijn eveneens gedetineerde broertje te bezoeken. Klager wordt verweten dat het aan hem ligt dat de sfeer op de afdeling niet goed is. Dit klopt niet. Klager zou zijn
grenzen opzoeken, maar is hier nooit op aangesproken. Klager heeft niets te maken met de bedreigingen waar over geschreven wordt. Verder heeft klager zich inmiddels aangemeld voor een persoonlijkheidsonderzoek en werkt hij volledig mee aan zijn TR.
Mocht medewerking aan een persoonlijkheidsonderzoek echter niet noodzakelijk zijn, dan wil klager daar niet langer aan meewerken. In Lelystad wilden ze al dat klager zou meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek. Op aanwijzing van zijn raadsman en
bang voor het eventueel opleggen van de maatregel van TBS heeft klager zijn medewerking eerder geweigerd. Hij volgde wel twee trainingen. Hierdoor hoefde hij aanvankelijk niet mee te werken aan een persoonlijkheidsonderzoek.

De plaatsvervangend vestigingsdirecteur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klagers verzoek om een bezoek aan zijn gedetineerde broertje te brengen is afgewezen op grond van klagers betrokkenheid bij een eerder incident in de p.i. Lelystad. Bij aanvang van het TR-traject is niet bekend welke vervolgstappen in een later stadium
geïndiceerd zijn. Uit de Risc en het incident in Lelystad kwam naar voren dat, vanwege een agressieterugval, een persoonlijkheidsonderzoek bij klager noodzakelijk was. Vanaf dat moment betekent weigering mee te werken aan een persoonlijkheidsonderzoek
weigering mee te werken aan een TR-traject. Klager werkt daar nu overigens goed aan mee. De aantijgingen omtrent de bedreiging blijken achteraf te zwaar geweest. Het betrof een groep die zich eraan schuldig maakte en niet specifiek klager.

3. De beoordeling
De beroepscommissie merkt op dat zij, gelet op de formulering, ervan uitgaat dat bij de beoordeling door de beklagrechter in de uitspraak waarvan beroep de vierde alinea onder VU 2010/000036 en de vierde alinea onder VU 2010/000038 verwisseld zijn.
Voorts wordt met betrekking tot VU 2010/000038 opgemerkt dat, gelet op hetgeen daarover door de plaatsvervangend vestigingsdirecteur ter zitting is opgemerkt, het niet meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek als zodanig niet wordt aangemerkt als
weigering aan een TR mee te werken, maar dat indien vastgesteld is dat een persoonlijkheidsonderzoek in het kader van de TR geïndiceerd is, het meewerken daaraan wel verplicht is. Alsdan is weigering daaraan mee te werken vanaf dat moment aan te merken
als een weigering mee te werken aan de TR, hetgeen kan leiden tot genoemde consequenties.
Hetgeen overigens in beroep is aangevoerd kan, met inachtneming van het vorenstaande, naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met verbetering van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. J.P.S. Fiselier en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van
mr. I. Lispet, secretaris, op 13 oktober 2010

secretaris voorzitter

Naar boven