Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1350/GA, 14 oktober 2010, beroep
Uitspraakdatum:14-10-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Urinecontrole  v

Uitspraak

nummer: 10/1350/GA

betreft: [klager] datum: 14 oktober 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.D.A. van Boom, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 juni 2010 van de beklagcommissie bij locatie De Schie te Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 september 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord namens klagers raadsman [...] en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie De Schie.

Klager heeft afstand gedaan van het recht om ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, wegens het niet afgeven van een urinemonster.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er was geen grondslag voor het urineonderzoek. Er was geen sprake van een selectie. Klager is niet afgestraft, maar heeft beroep ingesteld.
Klager is te weinig tijd geboden om urine af te staan. Van 08.10 uur tot 11.45 uur is hij op de badafdeling geplaatst. De urineprocedure is niet eerder aan hem bekend gemaakt. Volgens het verslag van 14 april 2010, bijlage 4 bij het beroepschrift, was
om 11.05 uur duidelijk dat klager niet wilde meewerken aan de urinecontrole. De termijn van artikel 3, vierde lid, van de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen (hierna: de Regeling) vangt derhalve aan om 11.05 uur. Hij had vanaf dat moment
geplaatst moeten worden in een ruimte, waar geen mogelijkheden aanwezig zijn om de resultaten van de analyse te beïnvloeden.
Hij is vervolgens in de isoleercel geplaatst in afwachting van de beslissing van de directeur. In de isoleercel heeft klager wel geürineerd. Dit is te wijten aan de onduidelijke situatie en taalproblemen. Klager spreekt gebrekkig Engels.
Om 13.30 heeft de directeur beslist om hem alsnog in een isoleercel met camerabewaking te plaatsen, waar hij drie glazen water heeft gekregen en een potje om zijn urine in te doen. Om 16.30 uur is hij hieruit gehaald.
Klager heeft aangegeven dat er geen sprake van was dat hij niet wilde plassen, maar dat hij niet kon plassen onder toezicht. De aan hem opgelegde disciplinaire straf is disproportioneel.
De stelling van de directeur dat klager gegooid zou hebben met het monstermateriaal blijkt niet uit rapporten of verslagen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De urinecontrole vond plaats in verband met het in gang zetten van een selectieprocedure. Voorts kunnen altijd steekproefsgewijs urinecontroles worden afgenomen. Dit geldt voor alle gedetineerden. Als een gedetineerde weigert om mee te werken aan een
urinecontrole wordt dat meegewogen in de selectie.
Op het moment dat de urinecontrole wordt aangezegd, begint de termijn van artikel 3, vierde lid, van de Regeling te lopen.
Klager heeft duidelijk gemaakt dat hij niet van plan was om urine in te leveren. Hij zei dat hij dat niet wilde. Om zijn woorden kracht bij te zetten heeft hij gegooid met het urinemonstermateriaal. Dit heeft de directeur vernomen van het personeel van
de badafdeling. Hieruit blijkt dat hij zeker niet van plan was om mee te werken.
Klager spreekt Engels. Het personeel had de indruk dat klager verstond wat er werd gezegd.
Klager was bekend dat er een urinemonster van hem werd verlangd. Op het moment dat hij moest plassen terwijl hij in de isoleercel zat zonder visueel toezicht, had hij een p.i.w.’er kunnen bellen.
Klager is voldoende tijd geboden om het monster af te staan en hem is een standaardstraf opgelegd. Voor weigeren van een urinecontrole wordt dezelfde strafmaat gehanteerd als voor harddruggebruik.

3. De beoordeling
Namens klager is aangevoerd dat er geen grond aanwezig was om hem aan een urineonderzoek te onderwerpen.
Gelet op de vaste jurisprudentie van de beroepscommissie, onder meer 00/634/GA d.d. 19 juli 2000, waaruit volgt dat de directeur op grond van artikel 30 Pbw bevoegd is om ook steekproefsgewijs urinecontroles te laten afnemen, bijvoorbeeld in het kader
van het drugontmoedigingsbeleid van een inrichting, passeert de beroepscommissie dit verweer.

Voorts is gesteld dat klager niet geweigerd zou hebben om mee te werken aan een urinecontrole, maar dat hij niet in staat was om urine af te geven onder toezicht.

Uit het verslag van 14 april 2010 volgt dat klager heeft aangegeven niet te willen en te kunnen plassen.
Klager is vanaf 08.10 uur tot 11.45 uur op de badafdeling in de gelegenheid gesteld om alsnog urine af te staan en vervolgens vanaf 13.30 tot 16.30 uur in een isoleercel met cameratoezicht gezet, waar hij drie glazen water heeft gekregen en een potje
om
zijn urine in te doen.
De beroepscommissie overweegt dat uit het bovenstaande volgt dat klager alles bij elkaar gedurende zes en een half uur in de gelegenheid gesteld is om alsnog urine af te staan en dat hierbij voldaan is aan de eisen van artikel 3, vierde lid, van de
Regeling.
Uit de Regeling noch uit de toelichting op de Regeling volgt dat de periode van vier uur, die de gedetineerde dient te worden geboden, niet onderbroken zou kunnen worden.
Dat klager ervoor heeft gekozen om te plassen op een moment dat er geen visueel toezicht was, doet hier niet aan af.
Voorts is niet gesteld of gebleken dat er sprake zou zijn van medische redenen, waardoor klager geen urine kon afgeven.
Gelet op het bovenstaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met aanvulling van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. dr. H.K. Fernandes Mendes en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 14 oktober 2010

secretaris voorzitter

Naar boven