Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1827/GA, 22 oktober 2010, beroep
Uitspraakdatum:22-10-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1827/GA

betreft: [klager] datum: 22 oktober 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van het PPC 1 van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

gericht tegen een uitspraak van 28 juni 2010 van de beklagcommissie bij voormeld PPC 1, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager, van wie geen woon- of verblijfplaats bekend is, is niet kunnen worden opgeroepen om ter zitting van de beroepscommissie, gehouden op 29 september 2010 in de p.i. Grave, te verschijnen. De directeur heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid
om op die zitting van de beroepscommissie te verschijnen

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet uitbetalen van arbeidsloon tijdens een tweetal feestdagen.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht. De beklagcommissie heeft het beklag van klager gegrond verklaard en hem een tegemoetkoming toegekend voor de door klager gestelde
overlast. Klager stelde door de te late uitbetaling van het arbeidsloon voor de twee feestdagen geen shag te hebben kunnen kopen. Klager heeft over de betreffende weken zijn reguliere weekloon ontvangen. De uitbetaling voor Koninginnedag heeft later
plaatsgevonden. Uit onderzoek van klagers rekening-courant is duidelijk geworden dat klager in de bewuste periode over voldoende financiële middelen beschikte om rookwaren te kopen. Volgens de directeur is niet aangetoond dat klager overlast heeft
ervaren door de late uitbetaling van het betreffende arbeidsloon.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Beide klaagschriften zijn bij de beklagcommissie ingekomen op 18 mei 2010. Daaruit moet worden afgeleid dat de klachten betrekking hebben op feestdagen gelegen tussen 30 april 2010 en 18 mei 2010. Onweersproken is dat het aan klager toekomende
arbeidsloon voor twee feestdagen pas later, te weten op 21 mei aan klager is uitbetaald. Klager heeft bij de beklagcommissie gesteld dat het nadeel daaruit heeft bestaan, dat hij in de betreffende week geen shag heeft kunnen kopen in verband met
onvoldoende saldo op zijn rekeningcourant. De directeur heeft bij het beroepschrift een overzicht van mutaties van klagers rekening-courant over de periode van 3 mei 2010 tot en met 25 juni 2010 overgelegd. Uit dat overzicht wordt onvoldoende
aannemelijk dat klager in de door hem bedoelde periode over onvoldoende saldo beschikte op zijn rekening-courant, zodat de stelling van klager dat hij nadeel heeft ondervonden door de late uitbetaling geen stand houdt. Nu klager ook overigens geen
omstandigheden heeft aangevoerd die enig nadeel van de late uitbetaling aannemelijk kunnen maken, zal het beroep van de directeur gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal daarom worden vernietigd en het beklag zal alsnog
ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr J.A.M. de Wit, voorzitter, en prof.dr. A.M. van Kalmthout en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 22 oktober 2010

secretaris voorzitter

Naar boven