Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2099/GA, 22 oktober 2010, beroep
Uitspraakdatum:22-10-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2099/GA

betreft: [klager] datum: 22 oktober 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 8 juli 2010 van de beklagcommissie bij de locatie Maashegge te Overloon,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 29 september 2010, gehouden in de penitentiaire inrichting Grave, is klagers raadsman [...], gehoord.
Hoewel klager, die inmiddels deelneemt aan een penitentiair programma, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
De directeur van de locatie Maashegge heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, in afwachting van overplaatsing naar een meer beveiligde inrichting naar aanleiding van de positieve uitslag van een urinecontrole op het
gebruik van harddrugs. De ordemaatregel is opgelegd ter voorkoming van ontsnapping;
b. het door de inrichting gegeven selectieadvies en/of de beslissing om klager over te plaatsen naar een andere inrichting.

De beklagcommissie heeft onderdeel a van het beklag ongegrond verklaard en klager voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is op 10 september 2010 geplaatst in een penitentiair programma en elektronisch toezicht (p.p./e.t.). Het beklag ziet met name op de gevolgde procedure bij de urinecontrole van 19 april 2010. Die controle alsmede het bevestigingsonderzoek zouden
een positief resultaat hebben op het gebruik van verdovende middelen. Klager heeft allereerst bezwaar tegen de uitslag van de urinecontrole op 19 april 2010. Volgens het formulier zou die controle zijn afgenomen om 13.25 uur. Dat is feitelijk
onmogelijk
omdat klager pas anderhalf uur later in de inrichting is aangekomen. Gelet daarop kan die uitslag niet meetellen. Klager ontkent overigens ook verdovende middelen te hebben gebruikt. Klager is van mening dat er, mede gelet op de uitslagen van
herhalings- en bevestigingsonderzoek, sprake moet zijn van onderzoek naar de verkeerde urine. Alleen daarom al moet het beklag gegrond worden verklaard. De overplaatsingsbeslissing is vervolgens genomen voor er een uitslag was van het
bevestigingsonderzoek. Toen klager de gegevens van het onderzoek wilde opvragen, kreeg hij te horen dat hem die stukken niet ter hand werden gesteld. Vervolgens heeft klagers raadsman de stukken opgevraagd en deze kreeg te horen dat er geen volledig
dossier zou zijn en dat er stukken zouden ontbreken. Vreemd is daarbij dat klager vervolgens binnen twee dagen wordt geplaatst in een p.p./e.t. De raadsman heeft niet de beschikking over het bij die overplaatsing behorende selectieadvies. Klager
handhaaft voor het overige het in beklag ingenomen standpunt. Klager is van mening dat zijn beklag gegrond moet worden verklaard en dat hem voor de tijd die hij in afzondering heeft doorgebracht een financiële tegemoetkoming moet worden toegekend.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep gehandhaafd maar niet nader toegelicht.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep ten aanzien van onderdeel b van het beklag naar voren is gebracht, kan niet leiden tot een andere uitspraak dan die van de beklagcommissie. Dit onderdeel van het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard met bevestiging in zoverre
van de uitspraak van de beklagcommissie.

Ten aanzien van onderdeel a van het beklag geldt het volgende. Klager stelt zich op het standpunt dat de urinecontrole van 19 april 2010 niet behoorlijk is uitgevoerd. Immers, het op het formulier vermelde tijdstip van de urineafname is niet juist,
aangezien klager eerst anderhalf uur na dat tijdstip de inrichting heeft betreden. De directeur heeft klagers stelling, inhoudend dat zijn binnenkomst in de inrichting later was dan 13.25 uur niet weersproken. Daarnaast is er onduidelijkheid over de
vraag welke urine is onderzocht. Op het formulier waarop de uitslagen van het onderzoek staan vermeld, is sprake van twee op 19 april 2010 afgenomen monsters, te weten om 13.25 uur en om 16.15 uur. Alleen van het monster van 13.25 uur is een uitslag op
dat formulier vermeld. Bovendien heeft klager niet zelf de stickers met een uniek registratienummer of unieke code op de buisjes geplakt, maar deze handeling is verricht door een personeelslid.
Deze omstandigheden maken dat niet alleen is gehandeld in strijd met de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen, maar dat bovendien niet eenduidig kan worden vastgesteld dat de onderzochte urine afkomstig is uit een door klager afgegeven
urinemonster.

Dat maakt dat de beslissing om klager in afwachting van herselectie in afzondering te plaatsen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt. De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom in
zoverre niet in stand blijven en dit onderdeel van het beklag moet alsnog gegrond worden verklaard.

Nu de gevolgen van de bestreden uitspraak niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, acht de beroepscommissie termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming. Zij zal de hoogte daarvan vaststellen op € 140,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a van het beklag gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart dit onderdeel van het beklag alsnog gegrond.
Zij verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b van het beklag ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 140,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en prof. dr. A.M. van Kalmthout, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 22 oktober 2010

secretaris voorzitter

Naar boven