Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0746/GA, 1 oktober 2010, beroep
Uitspraakdatum:01-10-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/746/GA

betreft: [klager] datum: 1 oktober 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 maart 2010 van de beklagcommissie bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede diens gemachtigde [...], om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft klachten over de inrichtingswinkel en dan met name:
a. de hoogte van de prijzen van de aangeboden winkelgoederen;
b. het ontbreken van prijzen bij de aangeboden winkelgoederen;
c. de hygiëne in de inrichtingswinkel;
d. het beperkte aanbod van bepaalde goederen voor bepaalde etnische bewonersgroepen;
e. de mogelijkheid om goederen enkel bij de buitenwinkel HEMA te kunnen bestellen.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager kan zich niet verenigen met de uitspraak van de beklagcommissie. Het beklag was gericht tegen een aantal beslissingen van de directeur. Uit die beslissingen komt naar voren dat de directeur controleert welk assortiment in de inrichtingswinkel
wordt aangeboden en tegen welke prijzen dit gebeurt. Hij is ook verantwoordelijk voor andere winkelzaken. De beslissing dat de buitenwinkelgoederen alleen mogen worden besteld bij de HEMA is een beslissing van de directeur, zoals kan blijken uit het
daarover uitgereikte memo. Het aangeboden assortiment wordt door de directeur steeds besproken met de Gedetineerdencommissie (Gedeco) en de directeur heeft daarbij een bepalende stem. Uit een en ander blijkt voldoende dat hier sprake is van
beslissingen
van de directeur. Voor zover de beklagcommissie heeft bedoeld dat hier sprake is van algemeen geldende regels, waartegen geen beklag en beroep openstaat, geldt dat dit anders is indien die algemene regel in strijd is met hogere wet- of regelgeving, op
welke strijdigheid klager zich beroept. Daarnaast is de directeur verantwoordelijk voor het in de inrichtingswinkel te voeren assortiment en heeft hij dat ook erkend. Klager stelt dat de gang van zaken in de inrichtingswinkel in strijd is met de
wettelijke bepalingen. Voor zover de directeur zich heeft verzet tegen het inbrengen van nieuwe stukken in de procedure geldt dat dit blijkens de Pbw niet aan een termijn is gebonden. Klager doet een uitdrukkelijk beroep op de bepalingen van de
European
Prison Rules (EPR) ten aanzien van de in de winkel gevoerde prijzen. Dit geldt voor hem des te zwaarder nu alle in de inrichting verblijvende gedetineerden van buitenlandse afkomst zijn en over beperkte financiële middelen kunnen beschikken.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts heeft hij aangevoerd dat hij het schrijven van klager niet als beroepschrift aan wil merken maar veeleer als een verzoek om in correspondentie te treden met de commissie van
toezicht omdat deze niet reageert. Klager wil de beroepscommissie kennelijk hiervan op de hoogte stellen. Omdat er geen sprake is van een (ander) tijdig ingediend beroepschrift, dient klager niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beroep. De
directeur verzet zich voorts tegen de omvang van het door klager voorgestelde geding. De door klager ingebrachte stukken zijn ontijdig in de procedure ingebracht. Dat zou enkel mogelijk zijn indien de klager een zwaarwegend belang heeft bij het
inbrengen van die stukken, hij in redelijkheid die stukken niet eerder heeft kunnen inbrengen en de wederpartij voldoende gelegenheid en tijd krijgt om van die stukken kennis te nemen. De directeur is van mening dat klager niet aannemelijk heeft
gemaakt
dat hij een zwaarwegend belang heeft bij het alsnog inbrengen van die stukken terwijl ook niet duidelijk is geworden waarom zo lang is gewacht met het inbrengen van die stukken. De directeur is daarom van mening dat van hem niet in redelijkheid kan
worden gevergd dat hij kennisneemt van die stukken, waardoor deze buiten beschouwing gelaten zouden moeten worden.
De directeur merkt voorts nog op dat hij veel inspanningen heeft verricht om er voor te zorgen dat de inrichtingswinkel is ingericht naar ieders wens. Daarbij is de directeur evenwel mede afhankelijk van de medewerking van meerdere partijen. Hij is dan
ook van mening dat hier geen sprake is van een beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw en dat de beklagcommissie klager op goede gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard.

3. De beoordeling
Klagers brief van 13 maart 2010 is op 16 maart 2010 bij het secretariaat ingekomen. Naar het oordeel van de beroepscommissie richt die brief zich tegen de beslissing van de beklagcommissie van 12 maart 2010. Die brief kan daarom worden aangemerkt als
een beroepschrift dat tijdig is ingekomen. Anders dan de directeur kennelijk meent, staat het partijen vrij om hangende de beroepsprocedure hun standpunt te verduidelijken door aanvullende stukken in het geding te brengen.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Voor zover namens klager in beroep is gesteld dat het beklag ontvankelijk en gegrond is omdat de regeling van de prijzen onverbindend is wegens strijd met de European Prison Rules geldt het volgende. Nog daargelaten dat niet duidelijk is welke
nationale
wettelijke bepaling volgens klager onverbindend is, kan gelet op het karakter van de European Prison Rules eventuele strijdigheid van de nationale regeling met bedoelde internationale regels niet tot onverbindendheid leiden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 1 oktober 2010

secretaris voorzitter

Naar boven