Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2008/GM, 28 september 2010, beroep
Uitspraakdatum:28-09-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2008/GM

betreft: [klager] datum: 28 september 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.P. Holthuis, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 5 juli 2010 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 september 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Over-Amstel te Amsterdam, is gehoord klager, bijgestaan door mr. P. Drenth.

Namens de inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Alphen aan den Rijn is schriftelijk medegedeeld dat de inrichtingsarts niet ter zitting zal verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 16 mei 2010, houdt in dat klagers knieklachten niet juist zijn behandeld door de verpleegkundige en de inrichtingsarts.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is het volgende aangevoerd.
Klager is op 12 maart 2010 uitgegleden op het sportveld. Het had geregend. Hij is overeind geholpen en vervolgens door zijn been gezakt. Hij heeft aangegeven dat hij echt niet meer kon lopen, maar voelde zich niet serieus genomen. Hij is naar boven
gebracht via de trap en moest zelfstandig naar de afdeling lopen en zakte daarbij weer door zijn knie. Volgens de sportinstructeur, de verpleegkundige en de inrichtingsarts had hij iets verrekt. Driemaal is de verkeerde diagnose gesteld. Hij heeft
krukken op cel gekregen en hem is gezegd dat hij de knie moest koelen. Daarbij is hem een theedoek met koud water aangeraden.
Het heeft heel lang geduurd voordat hij op de lijst voor fysiotherapie is geplaatst. Pas de derde keer dat klager ernaar vroeg is hij op de wachtlijst gezet. Hij is pas op 15 april 2010 aangemeld. Ongeveer twee maanden nadat hij door zijn knie was
gegaan, is hij voor het eerst bij de fysiotherapeut geweest.
Begin april 2010 is hij bij de orthopeed geweest. Op 28 april 2010 is er een MRI-scan gemaakt. De uitslag heeft hij gekregen op 3 mei 2010. De orthopeed heeft een kijkoperatie geadviseerd. In juni 2010 heeft hij zijn knie nogmaals verdraaid. Volgens
de
orthopeed had hij direct geopereerd moeten worden. Na de kijkoperatie zou er iedere vier weken een controle moeten plaatsvinden. Omdat klager vervolgens vrij snel is overgeplaatst naar Breda heeft er nog steeds geen controle plaatsgevonden.
Hij heeft een brace voor zijn knie. Zijn voorste kruisband is kapot en volgens de orthopeed is zijn achterste kruisband flinterdun. De orthopeed heeft hem dat op het beeldscherm laten zien.
Klager heeft niet eerder knieletsel gehad. Half juli 2010 heeft hij de kijkoperatie gehad.
Klager heeft driemaal een afspraak gemaakt voor de arts en driemaal is de arts niet gekomen.
Als klager direct adequate hulp zou zijn geboden, dan zou hij zijn huidige klachten niet hebben gehad.

Namens de inrichtingsarts is het volgende standpunt ingenomen.
Klager is sinds 12 maart 2010 onder behandeling in verband met zijn knieklacht. Hij is op de wachtlijst gezet voor orthopedie voor een scopie van de knie. Hij is inmiddels onder behandeling van de orthopeed en die bepaalt de noodzaak van een operatie.
Vooraf zijn verschillende onderzoeken gedaan, waarna het beleid is bepaald door de orthopeed.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat uit de medische gegevens en de behandeling ter zitting vast is komen staan dat klager op 12 maart 2010 door zijn knie is gegaan en dat hem vervolgens is geadviseerd rust te nemen, zijn knie niet te belasten en de knie
te koelen, hetgeen een gebruikelijke behandeling is bij dergelijke klachten, te meer omdat een knie bij zwelling moeilijk kan worden beoordeeld. Voorts is klager op 17 maart 2010 doorverwezen naar de orthopeed.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het bovenbeschreven handelen door of namens de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep
zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.
Voor wat betreft de doorverwijzing naar de fysiotherapeut is door klager gesteld, en dit wordt bevestigd door de medische gegevens, dat hij pas op 15 april 2010 op de wachtlijst is gezet, terwijl op 15 maart 2010 er al sprake van was dat klager
aangemeld diende te worden bij de fysiotherapeut. Dit handelen door of namens de inrichtingsarts acht de beroepscommissie wel in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Zij zal in zoverre het beroep gegrond verklaren.
Nu voor het uiteindelijke resultaat van de behandeling het late inschakelen van de fysiotherapeut geen invloed heeft gehad, ziet de beroepscommissie geen reden om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond voor wat betreft het aanmelden van klager voor fysiotherapie en kent klager ter zake geen tegemoetkoming toe.
Zij verklaart het beroep voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, drs. J.G.J. de Boer en drs. L.E.M. KLeipool, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 28 september 2010

secretaris voorzitter

Naar boven