nummer: 10/2340/SGA
betreft: [klager] en 51 medegedetineerden datum: 13 augustus 2010
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire begin¬selenwet (Pbw) heeft kennisgeno¬men van een bij het secretariaat van de Raad inge¬komen verzoekschrift van
de directeur van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard, verder verzoe¬ker te noemen.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 70, tweede lid, Pbw, van de ten¬uitvoerlegging van een uitspraak van 7 juli 2010 van de beklag¬commis¬sie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...] en 51 medegedetineerden, verder
te
noemen klagers.
Het beklag betreft het insluiten van de gedetineerden tussen 12.05 uur en 12.45 uur voor persoonlijke verzorging (het nuttigen van de middagmaaltijd).
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard, de beslissing van de directeur vernietigd en de directeur opgedragen binnen zes weken een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beklagcommissie.
De voorzitter heeft kennisgenomen van bedoelde uitspraak van de beklagcommissie en de onderliggende stukken, het tegen de onderhavige uitspraak ingediende beroepschrift,alsook van de schriftelijke reac¬tie van klagers raadsman mr. G.V. van der Bom op
het schor¬sings¬verzoek.
1. De standpunten van verzoeker en van klagers
Verzoeker heeft het volgende naar voren gebracht. In onderhavige zaak heeft de voorzitter eerder, bij uitspraak van 16 april 2010 (met kenmerk 10/1043/SGA) klagers niet-ontvankelijk verklaard in hun schorsingsverzoek. Daarbij heeft hij overwogen dat
naar zijn voorlopig oordeel de ruimtelijke voorzieningen in de weg zouden staan aan een gezamenlijk gebruik van de maaltijden en dat er daarom in dit geval geen sprake was van een beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste of tweede lid, van de Pbw.
De directeur verzoekt de voorzitter de uitspraak van de beklagcommissie te willen schorsen.
Uit de schriftelijke reactie namens klagers komt – zakelijk weergegeven – naar voren dat het opvallend is dat de directeur pas ruim één maand na de uitspraak van de beklagcommissie een schorsingsverzoek indient. Kennelijk was er voor de directeur niet
een echt spoedeisend belang om de uitspraak van de beklagcommissie voor schorsing voor te dragen. Gelet daarop zou van de directeur geëist moeten worden dat hij dat gestelde spoedeisende belang extra motiveert. Dit heeft de directeur niet gedaan.
Alleen
al om die reden dient de directeur niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn verzoek dan wel dient dat verzoek te worden afgewezen. In de locatie verblijven de gedetineerden in een regime van algehele gemeenschap. Insluiten voor de maaltijden is
weliswaar mogelijk maar alleen in die gevallen waarin de inrichting geen ruimte beschikbaar heeft voor het gezamenlijk gebruik van de maaltijden. De ruimtelijk voorzieningen in de locatie Zuyder Bos staan, anders dan de voorzitter in zijn eerdere
uitspraak heeft overwogen, niet in de weg aan een dergelijk gezamenlijk gebruik. Dat is ook het oordeel van de beklagcommissie. Dat is door de beklagcommissie inmiddels al twee keer vastgesteld. De laatste keer naar aanleiding van de onderliggende
beklagzaken. De opstelling van de directeur, dat de gebouwelijke voorzieningen geen ruimte bieden voor het gezamenlijk gebruik van de maaltijden, kan daarom geen stand houden. Nu de Raad niet zelf de gebouwelijke voorzieningen heeft bekeken, is er –
marginaal toetsend – geen aanleiding om de waarneming van de beklagcommissie niet over te nemen.
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de beklagcommissie slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beroep is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is, dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing
van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.
De voorzitter stelt voorop dat de beoordeling van de spoedeisendheid plaatsvindt aan de hand van hetgeen partijen naar voren brengen en in overweging nemend de omstandigheden van het geval. De omstandigheid dat een verzoek niet onmiddellijk na de
uitspraak van de beklagcommissie wordt ingediend, staat aan een eventuele spoedeisendheid niet in de weg.
Hoewel de voorzitter niet zelf de gebouwelijke situatie heeft onderzocht is hij van oordeel dat de uitspraak van de beklagcommissie toch voor schorsing in aanmerking komt. Als reden daarvoor dient te gelden dat het naar het voorlopig oordeel van de
voorzitter onwenselijk is dat de uitvoering van het dagprogramma binnen kortere tijd meermalen wordt gewijzigd. Dit kan immers ongewenste onrust opleveren binnen de inrichting. Door de uitspraak van de beklagcommissie is de directeur in beginsel
verplicht een nieuwe beslissing te nemen. Hierdoor zou de uitvoering van het dagprogramma opnieuw worden gewijzigd. Indien de beroepscommissie vervolgens het beroep van de directeur gegrond zou verklaren, zou dat tot gevolg hebben dat de uitvoering van
het dagprogramma andermaal zou moeten worden gewijzigd. Dat is niet in het belang van de ongestoorde tenuitvoerlegging van de detentie. Om die reden zal het verzoek worden toegewezen en zal de tenuitvoerlegging van de uitspraak van de beklagcommissie
worden geschorst tot het moment waarop de beroepscommissie zal hebben beslist.
De voorzitter zal bewerkstelligen dat de behandeling van het beroep van de directeur tegen de beslissing van de beklagcommissie op zo kort mogelijke termijn zal plaatsvinden.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de uitspraak van de beklagcommissie tot het moment waarop de beroepscommissie op het beroep zal hebben beslist.
Aldus gegeven door mr. J. Lamens, voorzitter in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 13 augustus 2010.
secretaris voorzitter