Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1400/GM, 21 september 2010, beroep
Uitspraakdatum:21-09-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1400/GM

betreft: [klager] datum: 21 september 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwolle,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 11 mei 2010 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 juli 2010, gehouden in de p.i. Amsterdam, is klaagster gehoord, bijgestaan door haar raadsman mr. E.M. Steller.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Zwolle heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 11 december 2010, betreft het niet tijdig verrichten van een zwangerschapstest.

2. De standpunten van klaagster en de inrichtingsarts
Klaagster heeft haar klacht als volgt toegelicht. Klaagster is op 11 november 2009 naar de medische dienst geweest, omdat zij over tijd was en veel pijn had. Er is een urineonderzoek verricht, doch daarbij is geen zwangerschapstest gedaan. Klaagster
heeft hier wel om gevraagd. Er is alleen gekeken of klaagter een infectie had. Voor de blaasontsteking kreeg klaagster Amoxicilline voorgeschreven, wat niet gevaarlijk is voor de zwangerschap. Op 3 december 2009 werd wederom een urineonderzoek
afgenomen. Klaagster bleek nog steeds een infectie te hebben en zij kreeg een andere antibiotica voorgeschreven. Op 5 december 2009 kreeg klaagster weer een andere antibiotica voorgeschreven. Dit middel ‘Norfloxacine’ mag echter niet gebruikt worden
tijdens de zwangerschap. Klaagster voelde zich beroerd worden en verloor in die periode veel klonterig bloed. Pas op 9 december 2009 is een zwangerschapstest gedaan, waarbij de uitslag positief was. Klaagster kreeg te horen dat zij een miskraam heeft
gehad.
Klaagster meent dat zij door de medicatie een miskraam heeft gekregen. De medische dienst had direct op 11 november 2009 een zwangerschapstest moeten laten uitvoeren. Klaagster heeft daarna niet gevraagd om een zwangerschapstest, omdat haar werd
medegedeeld dat zij niet zwanger was. Verder ging klaagster er vanuit dat het urineonderzoek tevens een zwangerschapstest zou inhouden. Klaagster heeft eind november een normale menstruatie gehad. Klaagster heeft de medische dienst niet verteld dat zij
eerder contact heeft gehad met een arts over het uitblijven van een zwangerschap.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt. Voor zover kan worden nagegaan is op 9 december 2010 een eerste zwangerschapstest gedaan, omdat klaagster toen
een mogelijke zwangerschap ter sprake bracht. Uit de intake op 11 november 2009 is op te maken dat zij op dat moment 3 of 4 dagen over tijd is geweest. Daarbij is niet over een test gesproken, terwijl dat bij enige twijfel altijd wordt gedaan. Vaak
zijn
vrouwen enigszins ontregeld door de detentie en de daarmee samenhangende stress. Later gaf zij aan op 25 oktober 2009 een lichte menses te hebben gehad. Achteraf bezien is er vrijwel zeker een spontane abortus geweest na maximaal 10 weken. Een relatie
met de gegeven antibiotica is onwaarschijnlijk.

3. De beoordeling
Uit de stukken en de ter zitting van de beroepscommissie gegeven toelichting komt naar voren dat klaagster tijdens het intakegesprek met de medische dienst op 11 november 2009 heeft gemeld, dat zij enkele dagen over tijd is en veel pijn heeft. Niet
gebleken is dat klaagster ook om een zwangerschapstest heeft verzocht. Aan klaagster is medicatie voorgeschreven voor een blaasontsteking, wat verder geen nadelig effect heeft op een zwangerschap. Ter zitting van de beroepscommissie is naar voren
gekomen dat klaagster eind november 2009 een normale menstruatie heeft gehad. Ook in het verslag van de huisartsenpost naar aanleiding van een consultatie op zaterdag 5 december 2009 wordt gesproken over een normale menstruatie en wordt vermeld: ‘niet
zwanger’. Tegen deze achtergrond had de medische dienst kunnen aannemen dat er geen sprake was van een zwangerschap en een zwangerschapstest achterwege kunnen laten. Ter zitting van de beroepscommissie heeft klaagster aangegeven dat zij al voor haar
detentie bij een gynaecoloog liep in verband met het uitblijven van een zwangerschap. Dit heeft zij de medische dienst niet gemeld. Voor zover deze mededeling voor de medische dienst aanleiding had geweest toch een zwangerschapstest te laten
verrichten,
kan de medische dienst hierin geen verwijt worden gemaakt, nu niet is gebleken dat hij hier wetenschap van had.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en drs. P.A. Arnold, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 21 september 2010

secretaris voorzitter

Naar boven