Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1384/GB, 6 september 2010, beroep
Uitspraakdatum:06-09-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/1384/GB

Betreft: [klager] datum: 6 september 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. S.M. den Hollander, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 6 mei 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing om hem niet in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) te plaatsen ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 2 april 2008 gedetineerd. Hij verbleef in de locatie Noordsingel te Rotterdam, een huis van bewaring. Op 4 mei 2010 is hij geplaatst in de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
In het kader van de voortzetting van een in Duitsland opgelegde gevangenisstraf is klager op 10 januari 2010 gedetineerd in de locatie Noordsingel. De v.i-datum is gesteld op 1 augustus 2011. Klager wil graag geplaatst worden in de (b.b.i.) Maashegge
te
Overloon met de mogelijkheid van verlof. Klager dient in aanmerking te komen voor detentiefasering en het enkele gegeven dat hij niet wenste mee te werken aan een traject terugdringen recidive (TR) dient daaraan niet in de weg te staan.
Bij brief van 30 juli 2010 heeft mr. H. Raza bericht dat hij in deze zaak als klagers raadsman optreedt.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager kwam in aanmerking voor een TR-programma. De Risc was afgenomen en in het Duaal moment, waarbij het detentieplan werd besproken, heeft klager afgetekend. In dat gesprek werd duidelijk dat klager geselecteerd zou worden voor de p.i. Dordrecht om
van daaruit de COVA-training te gaan volgen. Dit wilde klager niet, want hij wilde geselecteerd worden voor een b.b.i. en op dat moment heeft hij afgetekend voor TR.
In het bezwaarschrift geeft klager aan dat hij niet op de hoogte was van het feit dat aftekenen voor TR consequenties kon hebben voor plaatsing in een meer open inrichting. Op 1 april 2010 is hem een brief overhandigd waarin deze informatie beschreven
is. Hij heeft geweigerd de brief te ondertekenen.

4. De beoordeling
4.1. Uit artikel 2 en 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) volgt dat voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting, een beperkt beveiligde inrichting of afdeling met
regimesgebonden
verlof niet in aanmerking komen gedetineerden die deelname weigeren, dan wel hun deelname weigeren voort te zetten aan een traject in het kader van het programma-TR.

4.2. Niet bestreden wordt dat klager niet mee wenste te werken aan het traject-TR.
Uit het selectieadvies van 23 april 2010 van de directeur van de p.i. Noordsingel blijkt dat klager is uitgelegd dat stoppen met TR een beslissing tot overplaatsing naar een b.b.i. nadelig kan beïnvloeden. Klager blijft echter bij zijn beslissing af te
zien van deelname aan TR. De inrichting heeft zich onthouden van advies omtrent de faseringsmogelijkheden van klager.
In de Toelichting op de wijziging van de Regeling in verband met de terugplaatsing van gedetineerden die een traject volgden in het kader van het programma-TR wordt het volgende gesteld (Staatscourant 8 juli 2008, nr. 129/ pag. 8) ‘Het niet meedoen aan
een TR traject heeft als consequentie dat de detentiefasering niet verder gaat dan een b.b.i. zonder verlof. (-) De onderhavige regeling heeft wel als gevolg dat een gedetineerde deels zelf zijn mogelijkheden bepaalt van detentiefasering.’

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is derhalve juist.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 6 september 2010

secretaris voorzitter

Naar boven