Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1319/GB, 1 september 2010, beroep
Uitspraakdatum:01-09-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/1319/GB

Betreft: [klager] datum: 1 september 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.A.L.F. Frijns, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 mei 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) en aansluitend deelname aan een penitentiair programma (een zogenaamd gestapeld traject) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 5 juli 2006 gedetineerd. Hij verblijft in de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan de IJssel. De einddatum van detentie is gesteld op 2 november 2011.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft verzocht om in aanmerking te komen voor een zogenaamd gestapeld detentietraject. De reden voor de afwijzing is dat bij plaatsing in een z.b.b.i. klagers veiligheid niet kan worden gegarandeerd in verband met dreigingen vanuit de omgeving
van het slachtoffer. Klager is van mening dat deze motivering te vaag en gebrekkig is.
Volgens klager is het gevaar bij verlof niet meer aanwezig. Dit blijkt uit de plaatsing in een z.b.b.i. van één van de medeveroordeelden, die veroordeeld is voor dezelfde feiten en het voornemen van de selectiefunctionaris om een andere
medeveroordeelde
vanuit de p.i. Krimpen aan de IJssel te selecteren voor plaatsing in een z.b.b.i. Klager had geen contact met personen uit de omgeving van het slachtoffer.
Klager wil niet in aanmerking komen voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.). Bij een plaatsing in een z.b.b.i. kan klager zijn studie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam vervolgen en bij plaatsing in een b.b.i is dat niet
mogelijk.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager komt in aanmerking voor detentiefasering en er is door de reclassering een aanvaardbaar penitentiair programma (p.p.) voorgelegd, vergezeld van een positief advies. Voorafgaand aan een eventuele plaatsing kan klager (maximaal zes maanden)
geselecteerd en geplaatst worden in een z.b.b.i.
Zowel de regiopolitie, het Openbaar Ministerie als het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) hebben negatief geadviseerd met betrekking tot de detentiefasering. Het GRIP heeft in maart 2010 aangegeven dat er geen actuele informatie is die de
dreiging, aanwezig ten tijde van de voorlopige hechtenis, kan afzwakken. Klager zal zich er van moeten vergewissen dat hij met eventuele wraak vanuit de hoek van de familie van het slachtoffer altijd rekening zal moeten houden. Het advies van het
Openbaar Ministerie spreekt over het risico op confrontatie met de nabestaanden en het risico van maatschappelijke onrust gezien het feit waarvoor klager is veroordeeld (medeplegen van moord). De directeur van de p.i. Krimpen aan de IJssel heeft
negatief geadviseerd.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico
vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,= hebben openstaan, een
strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (stcr. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator
bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Het GRIP heeft aangegeven geen aanvullende of actuele informatie te hebben ontvangen die de eerdere dreiging van de nabestaanden kan afzwakken en dat klager altijd met eventuele wraak van de familie van het slachtoffer rekening zal moeten
houden. Ook het Openbaar Ministerie noemt het risico van confrontatie met de nabestaanden.

Nu er, gelet op de voorhanden zijnde informatie, niet te verwachten valt dat de dreiging vanuit het milieu van het slachtoffer in de komende tijd zal worden opgeheven, kan de beslissing van de selectiefunctionaris impliceren dat klager nimmer in
aanmerking zal komen voor detentiefasering. Uit de motivering van de beslissing van de selectiefunctionaris blijkt naar het oordeel van de beroepscommissie echter niet of onvoldoende dat er in dat opzicht sprake is geweest van een zorgvuldige afweging
van alle in het geding zijnde belangen. Reeds daarom is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de selectiefunctionaris onvoldoende is gemotiveerd. In de reactie in beroep gaat de selectiefunctionaris daarnaast ook niet in op hetgeen
klager in beroep aanvoert. Zo is door klager gesteld dat een medeveroordeelde van klager, die is veroordeeld voor dezelfde feiten als klager, inmiddels in een z.b.b.i. verblijft en dat ten aanzien van een andere medeveroordeelde het voornemen zou
bestaan tot plaatsing in een z.b.b.i.

De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris dient wegens een gebrek aan motivering dan ook te worden vernietigd.
De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.A.G. Rutten, voorzitter,dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 1 september 2010

secretaris voorzitter

Naar boven