Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0932/GA, 25 augustus 2010, beroep
Uitspraakdatum:25-08-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/932/GA

betreft: [klager] datum: 25 augustus 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 25 maart 2010 van de alleensprekende beklagrechter bij de PI Tilburg,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de omstandigheid dat een medewerker van het BAD per ongeluk in klagers colbert heeft geknipt.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De medewerker heeft toegegeven een gat in klagers colbert geknipt te hebben en aangegeven dat de schade vergoed zou worden. Als iemand binnen de inrichting
iets zegt, dan zegt hij dat namens de directeur. Als klager niet was overgeplaatst zou hij wel een schadevergoeding hebben gekregen. Dat klager alleen in beklag zou mogen gaan tegen een beslissing van de directeur is onzin. Als een bewaarder klager
bijvoorbeeld zou slaan of bedreigen zou hij daar dan niks tegen kunnen doen. Het beklag is zo helder als water. Een personeelslid beschadigt een colbert en er zou een schaderapport worden opgemaakt.
Klager verzoekt om een schaderapport op te maken en wil graag een mondelinge behandeling van zijn klacht.

Namens de directeur is daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts wordt aangegeven dat het inderdaad geen beslissing van de directeur of een daarmee gelijk te stellen handeling betrof. Klager heeft geen financieel nadeel ondervonden van
onderhavig handelen. Dit is althans niet door hem aangetoond.

3. De beoordeling
Nu klager zich heeft onttrokken aan detentie zal het beroep, anders dan hij heeft verzocht, schriftelijk worden behandeld.

Op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw, kan de gedetineerde beklag doen over een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing. Handelen van een medewerker van de inrichting kan onder omstandigheden een beklagwaardige
beslissing als hiervoor omschreven, opleveren. Daarvoor is nodig dat dit handelen door die medewerker voortvloeit uit de vervulling van de hem opgedragen taak. De beroepscommissie is van oordeel dat de gedraging waarover wordt geklaagd, namelijk het
uitpakken van een doos met spullen (waarbij wordt geknipt in één van die spullen), valt aan te merken als een dergelijk handelen.

Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie het volgende. Niet is weersproken dat de desbetreffende medewerker in klagers colbert heeft geknipt en aan klager heeft medegedeeld dat hij een schaderapport op zou maken. Gezien het feit dat de PI Tilburg kort
daarna bestemd is voor Belgische gedetineerden en klager daarom werd overgeplaatst is dat waarschijnlijk vergeten. Het ligt niet in de rede om ruim een half jaar na dato alsnog een dergelijk rapport op te maken. Bovendien is niet meer te achterhalen
wie
de desbetreffende medewerker is. Dat neemt niet weg dat klager ontvankelijk is, de klacht gegrond is en de vraag is of en zo ja welke tegemoetkoming aangewezen is.

Uitgangspunt bij de vaststelling van een tegemoetkoming is dat deze is bedoeld voor door een klager ondervonden ongemak en dat voor de vergoeding van geleden schade andere wegen openstaan, zoals een verzoek aan de directeur om de schade te vergoeden
dan
wel een civiele vordering. Indien bij gegrond verklaarde klachten over vermissing en/of beschadiging van voorwerpen die aan een gedetineerde toebehoren de hoogte van de schade op eenvoudige wijze vastgesteld kan worden, ligt het echter voor de hand om

op verzoek van klager –, de schade mee te wegen bij de vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming. Daarbij dient te worden opgemerkt dat indien de beroepscommissie een verzoek om schadevergoeding in het kader van de tegemoetkoming geheel of
gedeeltelijk honoreert bij de vaststelling van de tegemoetkoming, klager (op zijn minst gedeeltelijk) het recht verspeelt om een schadevergoedingsverzoek aan de directeur te doen.
In het onderhavige geval is niet duidelijk aangegeven wat de hoogte van de schade bedraagt. Gezien klagers onttrekking aan detentie is het vragen van een toelichting niet mogelijk. Bovendien is zoals eerder aangegeven niet duidelijk en niet meer te
achterhalen om welke medewerker het gaat zodat ook hem niet om een toelichting gevraagd kan worden. De beroepscommissie zal de schade dan ook niet kunnen meewegen bij de vaststelling van de hoogte van de nader te noemen tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.J.G. Bleichrodt, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 25 augustus 2010

secretaris voorzitter

Naar boven