Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1387/JZ, 24 september 2010, beroep
Uitspraakdatum:24-09-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1387/JZ

betreft: [klager] datum: 24 september 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 29y van de Wet op de Jeugdzorg (Wjz) in verbinding met artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen
beroepschrift, ingediend door de gemachtigde [...], namens

[...], geboren op 3 juli 1993, verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 10 mei 2010 van de klachtencommissie bij de jeugdzorginstelling De Stichting De Hoenderloogroep, locatie De Sprint te Wezep, verder te noemen de instelling,

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 augustus 2010, gehouden in de justitiële jeugdinrichting De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn gemachtigde [...], en namens de directeur van voormelde instelling
[...], waarnemend directeur zorg bij de Hoenderloogroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de klacht en de uitspraak van de klachtencommissie, voor zover in beroep van belang
De klacht houdt in dat a klagers geprivilegieerde post tweemaal buiten zijn aanwezigheid is geopend en dat b klager geen toestemming heeft gekregen om pen en papier of een computer te gebruiken om een klachtbrief aan de externe klachtencommissie te
schrijven.

De klachtencommissie heeft ten aanzien van a geen oordeel gegeven en ten aanzien van b de klacht ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de klachtencommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Hij was het wel eens met het verslag van de klachtencommissie maar niet met de uitspraak.
De eerste brief, die geopend is aangeboden, was van zijn moeder en de tweede brief is een week tot anderhalve week later geopend aangeboden. De tweede brief was van zijn advocaat. Toen hij de brieven eind 2009 geopend ontving, heeft hij direct op de
groep gevraagd wie dat gedaan had en waarom het gedaan was. Dit was niet bekend. Klager weet niet meer wie hem de brieven heeft uitgereikt. Klager kan niet zelfstandig zijn post halen maar moet meelopen met een jeugdige die hoger is in rang.
Hij heeft vervolgens aan zijn mentor gevraagd om het uit te zoeken, maar die wist het ook niet. Hij kon niet met zijn mentor overweg, had altijd ruzie met hem. Daarna is hij naar de teamleider gegaan en die kon ook geen antwoord geven.
Het duurde heel lang voordat klager een terugkoppeling kreeg. Uiteindelijk had klager geen zin meer in de interne lijn die hij moest volgen en heeft hij in april 2010 een klacht ingediend. Hij had anders met een andere jongere zijn klacht moeten
bespreken en had daar geen vertrouwen in en geen zin in. Hij kon de klacht niet eerder opschrijven, omdat hem in verband met zijn eye concern status geen pen en papier werd toegestaan en hij de klacht ook niet op de computer mocht tikken. Hij had met
zijn vertrouwenspersoon afgesproken dat hij zijn klacht op papier zou zetten en aan haar toe zou sturen, maar dit mocht niet in verband met zijn status.
Hij heeft aan de groepsleider [...] rustig gezegd dat hij een klacht wilde indienen. Dit was in de woonkamer, terwijl klager op de kubus zat. Deze groepsleider zei dat klager contact moest opnemen met zijn mentor, maar die was op vakantie. Pas later
nadat klager [...] had gesproken over de klacht, mocht hij de klacht op de computer tikken. Het heeft heel lang geduurd, tot 18 maart 2010, voordat hij zijn klacht kon indienen. Hij heeft viermaal de eye concern status gehad, viel telkens terug.
Ook bij de klachtencommissie heeft hij gezegd dat het om brieven van zijn moeder en zijn advocaat ging. Als zij in het verslag hebben vermeld dat het om brieven van zijn moeder en zijn vader ging, dan hebben ze dat niet goed opgeschreven. Zijn vader is
alleen maar bij de bespreking van het eerste behandelplan geweest. Het was de eerste keer dat zijn moeder hem schreef, daarna heeft hij alleen nog een kaart met kerst van haar gekregen.

Het waarnemend hoofd van de instelling heeft in beroep het tegenover de klachtencommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De Sprint is inmiddels gesloten. Een groot deel van het personeel is niet meer werkzaam bij de Hoenderloogroep. Indien het door klager gestelde heeft plaatsgevonden dan is er onjuist gehandeld. Helaas is dit bijna niet meer te achterhalen.
Er zijn twijfels of het systeem van De Sprint voldoende uitnodigde om een klacht in te dienen. Het systeem van statussen dat gehanteerd werd, maakte de klachtenprocedure weinig toegankelijk. De toegang tot de klachtencommissie liet te wensen over.
Klager is assertief en het bovenstaande had hem niet hoeven weerhouden van het indienen van een klacht.
In de vestiging Deelen heeft de instelling van de Inspectie Jeugdzorg voor wat betreft de toegankelijk tot de klachtencommissie een voldoende gekregen. Van belang is dat de instelling zich hierin blijft ontwikkelen.
De klachtencommissie hoort jeugdigen apart van de directeur om ze alle ruimte te geven.

Klagers vertrouwenspersoon heeft toegelicht dat de klachtencommissie in beginsel de jeugdige en de directeur niet gezamenlijk hoort tenzij de jeugdige aangeeft dat hij in aanwezigheid van de directeur gehoord wenst te worden. De klachtencommissie hoort
apart om de jeugdige de ruimte te geven om in alle vrijheid te kunnen spreken.

3. De beoordeling
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de klacht vermeld onder a overweegt de beroepscommissie dat uit artikel 29w, eerste lid, van de Wjz onder meer volgt dat een jeugdige binnen redelijke termijn tegen een beslissing als bedoeld in artikel 29q,
derde
lid, van de Wjz een schriftelijke klacht kan indienen bij de klachtencommissie.

De beroepscommissie overweegt dat klager bij brief van 18 maart 2010 heeft geklaagd over het tweemaal openen van zijn geprivilegieerde post buiten zijn aanwezigheid, hetgeen zou hebben plaatsgevonden eind 2009.
Uit de stukken en de toelichting ter zitting van klager, zijn raadsvrouw en het waarnemend hoofd van de inrichting is vast komen staan dat klager die een zogenaamde eye concern status had niet de beschikking had over pen en papier noch over de computer
en dat van hem verwacht werd dat hij eerst intern zijn klachten zou aankaarten. Aannemelijk is geworden dat klager zodra hem wel werd toegestaan om zijn klachten schriftelijk vast te leggen de klachten heeft ingediend en dat derhalve niet kan worden
gesteld dat hij de klachten niet binnen redelijke termijn heeft ingediend.
Uit het bovenstaande volgt dat de beroepscommissie net als de klachtencommissie klager zal ontvangen in zijn klacht vermeld onder a.

Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie ten aanzien van de klacht vermeld onder a het volgende.

Uit artikel 29w, eerste lid, van de Wjz volgt onder meer dat een jeugdige een schriftelijke klacht kan indienen tegen een beslissing als bedoeld in artikel 29q, derde lid, van de Wjz.

Artikel 29q, eerste en derde lid, van de Wjz bepaalt onder meer dat de beperking van briefverkeer in het hulpverleningsplan kan worden opgenomen en tegen de wil van de jeugdige of van degene die het gezag over hem uitoefent, kan worden toegepast om te
voorkomen dat het met het verblijf beoogde doel wordt tegengewerkt.
Artikel 29q, vierde lid, van de Wjz bepaalt dat op de beperking artikel 42, eerste en tweede lid, van de Bjj overeenkomstig van toepassing is.

Uit artikel 42, eerste en tweede lid, van de Bjj volgt onder meer dat artikel 41, derde lid, van de Bjj inhoudende dat de directeur bevoegd is om op brieven afkomstig van of bestemd voor de jeugdige toezicht uit te oefenen niet van toepassing is op
brieven door de jeugdige gericht aan of afkomstig van diens rechtsbijstandsverlener en - behoudens zwaarwegende belangen - diens ouders, zogenaamde geprivilegieerde contacten.

Klager heeft aanvankelijk gesteld dat brieven van zijn ouders buiten zijn aanwezigheid zijn geopend. Volgens het verslag van de klachtencommissie, waarvan klager heeft verklaard dat dit juist zou zijn, gaat het om een brief van zijn moeder en een brief
van zijn vader.
In beroep is door klager aangegeven dat het om een brief van zijn moeder en een brief van zijn advocaat zou gaan.
Namens de directeur is aangegeven dat klager niet duidelijk heeft kunnen maken wanneer de post is geopend en dat de inrichting niet heeft kunnen nagaan wie de post heeft geopend. Er zijn door de instelling geen aantekeningen/dagstaten overgelegd
waaruit
het bovenstaande zou kunnen blijken. Evenmin is duidelijk gemaakt of er sprake was van een zwaarwegend belang als genoemd in artikel 42 Bjj.
De beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op het bovenstaande datum en afzender van de brieven onduidelijk blijven en niet kan worden vastgesteld of het openen van de brieven, hetgeen niet vast is komen staan, aan de directeur kan worden
toegerekend. Derhalve zal de beroepscommissie op dit punt de klacht alsnog ongegrond verklaren.

Ten aanzien van b overweegt de beroepscommissie dat zoals onder a ten aanzien van de ontvankelijkheid al is overwogen aannemelijk is geworden dat klager niet onmiddellijk een klacht heeft kunnen indienen en dat dit is toe te schrijven aan de status die
hem vanuit de instelling was opgelegd en de werkwijze die binnen de instelling werd gehanteerd.
De beroepscommissie is van oordeel dat een dergelijke beperking in het klachtrecht niet aan een jeugdige kan worden opgelegd. De beroepscommissie zal op dit punt de uitspraak van de klachtencommissie vernietigen en de klacht alsnog gegrond verklaren en
aan klager een tegemoetkoming van € 25,= toekennen.

Ten overvloede overweegt de beroepscommissie dat ook in de onderhavige procedure het beginsel van hoor en wederhoor onverkort van toepassing is en niet beperkt dient te worden. Als klachtencommissies ervoor kiezen om jeugdigen en de directeur buiten
elkaars aanwezigheid te horen opdat de jeugdige vrijer zou zijn om een verklaring af te leggen dan zouden partijen daarna gezamenlijk gehoord kunnen worden.
De beroepscommissie acht van belang dat het beginsel van hoor en wederhoor in de verschillende accommodaties in een gelijkluidend klachtenreglement wordt ingevoerd en gehanteerd. Voorts dringt zij aan op protocollering van de werkwijze van de
klachtencommissies in de accommodaties waarin een machtiging gesloten jeugdzorg kan worden ten uitvoer gelegd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beklag vermeld onder a alsnog ongegrond en verklaart het beroep ten aanzien van het beklag vermeld onder b gegrond, vernietigt de uitspraak van de klachtencommissie en verklaart de klacht alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager ten laste van de directeur een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J. Calkoen-Nauta, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en mr. drs. T.A.M. Louwe, leden, bijgestaan door
mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 24 september 2010

secretaris voorzitter

Naar boven