Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1214/TA, 23 september 2010, beroep
Uitspraakdatum:23-09-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1214/TA

betreft: [klager] datum: 23 september 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van FPC De Oostvaarderskliniek te Almere, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 21 april 2010 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 augustus 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is klager gehoord. Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag – voor zover in beroep aan de orde – betreft een maatregel van afdelingsarrest.

De beklagcommissie heeft het beklag op dit onderdeel gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager mocht gedurende vier dagen slechts onder begeleiding de afdeling verlaten. Omdat deze beperking van de bewegingsvrijheid
korter
dan een week heeft geduurd, had de beklagcommissie klager niet-ontvankelijk in zijn klacht moeten verklaren. Het feit dat de beperking van de bewegingsvrijheid volgens de beklagcommissie op onjuiste gronden is opgelegd, betekent nog niet dat de klacht
inhoudelijk kan worden behandeld.

Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager heeft contact met een medepatiënt, die verslaafd is. Zij zien elkaar elke dag. Omdat de betreffende medepatiënt drugs verkoopt, mag klager niet
meer
met hem praten. Klager vindt dit onzin. Hij rookt niet en handelt evenmin in drugs. Het hoofd van de inrichting wil de fout niet toegeven en stelt daarom beroep in.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 57, eerste lid jo. artikel 33 van de Bvt staat tegen een beslissing tot het opleggen van afdelingsarrest beklag open nadat deze een week heeft geduurd. Aan klager is vanaf 24 tot 28 december 2009 en derhalve voor minder dan een
week, afdelingsarrest opgelegd. Gelet hierop had de beklagcommissie klager niet-ontvankelijk in zijn beklag moeten verklaren. Hieraan doet niet af dat het hoofd van de inrichting ter zitting van de beklagcommissie heeft toegegeven, dat de rode kaart op
onjuiste gronden is opgelegd. Mitsdien moet als volgt worden beslist.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. E.J. Hofstee, voorzitter, drs. B. van Dekken en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 23 september 2010

secretaris voorzitter

Naar boven