Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1550/GM, 21 september 2010, beroep
Uitspraakdatum:21-09-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1550/GM

betreft: [klager] datum: 21 september 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.G. Doornbos, advocaat te Assen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Norgerhaven te Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 25 mei 2010 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Klager, zijn raadsman en de inrichtingsarts hebben schriftelijk bericht niet aanwezig te zijn ter zitting van de beroepscommissie van 28 juli 2010, gehouden in de p.i. Amsterdam.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 21 februari 2010, betreft het niet arbeidsongeschikt verklaren van klager vanwege rugklachten.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht. Klager ontkent dat hij door een arts is onderzocht in verband met zijn arbeidsongeschiktheid. Klager heeft wel een arts gesproken, maar van enig onderzoek is geen sprake geweest. Klager meent dat
hij op onjuiste gronden arbeidsgeschikt is verklaard. Met zijn klachten wordt nonchalant omgegaan. Buiten wordt klager voor 100% afgekeurd. De medische dienst wil klager echter naar de arbeid sturen, terwijl hij niet lang kan zitten, staan of lopen. In
de vorige inrichtingen is klager wel arbeidsongeschikt verklaard. Klager begrijpt dat het begrip arbeidsgeschiktheid in detentie anders moet worden gezien dan in de vrije maatschappij. Wanneer klager wordt opgeroepen voor de arbeid en zich ziek meldt,
wordt hij ongemoeid gelaten. Wanneer hij zich zo een aantal dagen heeft ziekgemeld, maakt men er verder geen werk van en blijft hij arbeidsongeschikt totdat hij op een gegeven moment voor arbeid wordt opgeroepen en zich weer aan aantal dagen ziek
meldt.
Feitelijk wordt klager als arbeidsongeschikt beoordeeld, maar formeel is dat niet vastgelegd.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager is arbeidsgeschikt verklaard door de inrichtingsarts. Hij is op 8, 12 en 16 februari 2010 gezien door de huisarts, die hem heeft onderzocht. Hierbij worden geen lichamelijke afwijkingen
geconstateerd. Ook het neurologisch onderzoek leverde geen afwijkingen op. Het staan, lopen, zitten en opstaan gaat normaal. Op 16 februari 2010 oordeelt de inrichtingsarts dat gevaar voor aggravatie van pijn dreigt door immobiliteit. Klager ligt veel
op bed. Besloten wordt klager enkele dagen tot 22 februari 2010 arbeidsongeschikt te verklaren. Daarna kan klager lichte arbeid verrichten waarbij staan en zitten dienen te worden afgewisseld.

3. De beoordeling
Uit de stukken waaronder het medisch dossier komt naar voren dat klager op 8, 12 en 16 februari 2010 is gezien en onderzocht door de inrichtingsarts in verband met zijn rugklachten. Hierbij zijn geen afwijkingen geconstateerd. Gelet hierop heeft de
inrichtingsarts kunnen oordelen dat klager geschikt is voor het verrichten van lichte arbeid. De omstandigheid dat klager, zoals hij stelt, in vorige inrichtingen wel arbeidsongeschikt is verklaard, betekent niet dat ook de inrichtingsarts van de p.i.
Norgerhaven gehouden is klager arbeidsongeschikt te verklaren. Afhankelijk van de aard van de werkzaamheden die in de p.i. Norgerhaven kunnen worden verricht, zal de inrichtingsarts een zelfstandige afweging moeten maken of klager arbeidsgeschikt moet
worden geacht. Hierbij speelt een rol dat de arbeid in een penitentiaire inrichting een ander karakter en functie heeft dan arbeid in de maatschappij. Arbeid dient (mede) om de gedetineerde een zinvolle dagbesteding te geven.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en drs. P.A. Arnold, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 21 september 2010

secretaris voorzitter

Naar boven