Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1433/GB, 13 september 2010, beroep
Uitspraakdatum:13-09-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/1433/GB

Betreft: [klager] datum: 13 september 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.J. Sol, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 mei 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 10 september 2009 gedetineerd. Hij verblijft in de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De beslissing is onbegrijpelijk en het beroep dient alleen al om die reden te worden toegewezen. Zo wordt in de beslissing gesteld dat over de medische gesteldheid van klager niet wordt gesproken in het advies van de directeur van de p.i. Dordrecht.
Dat
wil niet zeggen dat de medische gesteldheid van klager wél zodanig is dat hij detentie kan ondergaan. Het wil slechts zeggen dat dit, al dan niet ten onrechte, niet is onderzocht. Dat de selectiefunctionaris geen vertrouwen heeft in een goed verloop
van
de te verlenen regimaire vrijheden in een b.b.i. is niet onderbouwd en gaat derhalve slechts uit van een veronderstelling.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
In het selectieadvies van de directeur van de p.i. Dordrecht wordt geen relatie gelegd met de fysieke weerbaarheid van klager. Het is de medische dienst van een p.i. die de directeur adviseert wanneer daar noodzaak en aanleiding toe is. Uit het
selectieadvies blijkt niet dat er sprake is van ernstig ongemak dat een verplaatsing naar een b.b.i. ondersteunt.
De selectiefunctionaris heeft vastgesteld dat de GBA-adressen niet volledig zijn ingevuld en dat er sprake is geweest van perioden zonder vaste woon- of verblijfplaats. Het laatste adres in Gouda staat ook niet vermeld. Dit alles maakt dat klager niet
bereikbaar is geweest voor het Centraal Justitie Incasso Bureau (CJIB). Bij brief van 8 januari 2010 heeft klager het CJIB gevraagd om een betalingsregeling te treffen en op 25 januari 2010 heeft het CJIB bericht hieraan niet te kunnen voldoen. Het
CJIB
stelt een ruime termijn om aan de verplichtingen te voldoen en klager heeft daar geen gebruik van gemaakt. Dat hij niet stond ingeschreven in de GBA heeft wellicht invloed gehad maar het is klagers verantwoordelijkheid om die administratie wel op orde
te hebben. Voorts verwijst de selectiefunctionaris naar de selectiebeslissing waarin wordt overwogen:
‘U bent naast vrijheidsstraf, ingesloten voor twee Terwee zaken wat zoveel betekent dat u veroordeeld bent tot het betalen van schadevergoeding aan slachtoffer(s). U bent niet tot betaling overgegaan. U heeft de tijd gehad om de vervangende hechtenis
te
voorkomen. Uw zaak staat nog steeds in de belangstelling, ook bij de slachtoffers. Om die reden is het in deze fase van uw hechtenis maatschappelijk niet aanvaardbaar om uw hechtenis ten uitvoer te brengen in een inrichting met regimaire vrijheden.’
Gezien het voorgaande heeft de selectiefunctionaris geen vertrouwen in een goed verloop van vrijheden in detentie.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Bij brief van 23 februari 2010 heeft het Openbaar Ministerie negatief geadviseerd. Klager is veroordeeld ter zake van het meermalen plegen van oplichting. De zaak heeft destijds veel publiciteit gekregen en op het internet wordt nog steeds
aandacht aan de zaak besteed. Behalve tot gevangenisstraf werd klager veroordeeld tot het vergoeden van de door hem toegebrachte schade. Tot op heden heeft hij echter nog geen cent van de schade vergoed. Als klager onder de hiervoor geschetste
omstandigheden verlof zou genieten zal dat zonder twijfel leiden tot maatschappelijke onrust.
In het selectieadvies van 11 maart 2010 van de directeur van de p.i. Dordrecht wordt negatief geadviseerd ten aanzien van klagers plaatsing in een b.b.i. Klager heeft te weinig blijk gegeven van schuldinzicht en de directeur heeft mede op basis van
het
negatieve advies van het Openbaar Ministerie weinig vertrouwen in een goed verloop van vrijheden.
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 13 september 2010

secretaris voorzitter

Naar boven