Nummer: 10/1358/GB
Betreft: [klager] datum: 15 september 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door [...], namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 6 mei 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf door toepassing van elektronische detentie (e.d.) afgewezen.
2. De feiten
2.1. Klager is door de Rechtbank te Zwolle-Lelystad veroordeeld tot een gevangenisstraf van 104 dagen met aftrek. Bij brief van 26 maart 2010 is klager opgeroepen zich op 17 mei 2010 te melden bij de locatie Groot Bankenbosch te Veenhuizen.
2.2. Naar aanleiding van een ingekomen schorsingsverzoek heeft de voorzitter van de beroepscommissie het schorsingsverzoek afgewezen (kenmerk 10/1251/SGB).
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
In onderhavige zaak gaat het om de vraag of klager behoort tot de doelgroep waarvoor e.d. mogelijk is. In de Circulaire Wijziging toepassing Elektronische detentie (26 oktober 2009, Stcrt. 2009, nr. 16442) (hierna: de Circulaire) is in artikel 5 onder
meer bepaald: “Voor deelname aan e.d. komen niet in aanmerking: a. veroordeelden met één of meer vrijheidsstraffen met een totale duur van meer dan 90 dagen;(...).” In de inleiding van de Circulaire merkt de Staatssecretaris hieromtrent het volgende op:
“Doelgroep zijn de zelfmelders ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging is gelast van één of meer vrijheidsstraffen met een totale duur van 90 dagen (voorheen: drie maanden). Hiermee is duidelijk dat veroordeelden met meerdere vrijheidsstraffen alleen
in aanmerking komen voor e.d. indien de vrijheidsstraffen bij elkaar opgeteld maximaal 90 dagen bedragen.” Uit de door de selectiefunctionaris overgelegde overzichten en het schriftelijk vonnis, blijkt dat er een gevangenisstraf is opgelegd van 104
dagen, met aftrek van 44 dagen gevangenisstraf. Er resteert derhalve een ten uitvoer te leggen vrijheidsstraf van 60 dagen. Zoals de voorzitter van de beroepscommissie op 7 mei 2010 inzake het schorsingsverzoek (10/1251/SGB) heeft geconcludeerd is
daarmee de beslissing van de selectiefunctionaris om het bezwaar ongegrond te verklaren op onjuiste gronden genomen. De selectiefunctionaris is van mening dat er een vrijheidsstraf is opgelegd van 104 dagen en daarmee derhalve meer dan 90 dagen. Klager
zou hierdoor niet tot de doelgroep behoren. Bij het berekenen van de hoogte van de ten uitvoer te leggen vrijheidsstraf dient uitgegaan te worden van de netto-straf na aftrek. De regeling is in het leven geroepen om kortdurende detentie terug te
dringen. Detentieschade kan worden voorkomen en middels e.d. kan de veroordeelde zijn woning en werk behouden. Het verlies van werk en woning is namelijk een van de belangrijkste factoren die ten grondslag liggen aan hernieuwd crimineel gedrag. Van
belang is derhalve het werkelijke aantal dagen dat iemand detentie moet ondergaan.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op 30 oktober 2009 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 84 dagen met aftrek waarvan 40 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. In diezelfde uitspraak is gelast dat de niet tenuitvoergelegde gevangenisstraf, die
is opgelegd bij het niet onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter te Zwolle-Lelystad d.d. 31 augustus 2007, alsnog zal worden tenuitvoergelegd, te weten: gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met aftrek. Blijkens het vonnis behelst
de totale opgelegde straf 104 dagen gevangenisstraf; de aftrek behelst 44 dagen gevangenisstraf; 60 dagen gevangenisstraf dient nog te worden ondergaan. De selectiefunctionaris heeft klager in de bestreden beslissing gemeld dat klager in de genoemde
oproepbrief de mogelijkheid is geboden de opgelegde straf in een beperkt beveiligde inrichting te ondergaan en hij onder bepaalde voorwaarde op basis van vrijwilligheid de opgelegde straf kan ondergaan door middel van e.d. Daarbij is aangegeven dat dit
alleen mogelijk is wanneer het totaal aantal dagen van de veroordeling 90 dagen of minder bedraagt en de betreffende persoon aan een aantal voorwaarden voldoet. Eén van de uitsluitingsgronden voor deelname aan e.d. is dat veroordeelden met één of meer
vrijheidsstraffen met een totale duur van meer dan 90 dagen niet voor tenuitvoerlegging in de vorm van e.d. in aanmerking komen. Nu klager vrijheidsstraffen met een totale duur van 104 dagen heeft komt hij niet in aanmerking voor e.d. In de beslissing
van de voorzitter op het schorsingsverzoek is in overweging gegeven dat de selectiefunctionaris zijn beslissing herziet en nogmaals beoordeelt of klager in aanmerking kan komen voor e.d. Met name is onder de aandacht gebracht dat op grond van het
strafrestant klager in aanmerking zou kunnen komen voor e.d. De selectiefunctionaris heeft besloten na herhaalde bestudering van het dossier geen aanleiding te zien om klager e.d. aan te bieden. In afwachting van onderhavig beroep heeft de
selectiefunctionaris de oproep van 17 mei 2010 dat klager zich dient te melden bij de locatie Groot Bankenbosch, ingetrokken. In de bijlagen bij de “Aanwijzing executie (vervangende) vrijheidsstraffen, taakstraffen van meerderjarigen, geldboetes,
schadevergoeding- en ontnemingsmaatregelen, Europese geldelijke sancties en toepassingen voor invrijheidsstelling (hierna: Aanwijzing executie) wordt de bruto-straf als uitgangspunt genomen. Zo wordt bepaald dat de duur van de bruto- opgelegde
vrijheidsstraf bepalend is voor de instantie bij wie de veroordeelde met een lopend vonnis zich dient te melden. Daarnaast is sprake van de term: “opgelegde vrijheidsstraf”. Uit de gebezigde terminologie kan niet anders worden bedoeld dan de duur van
de
straf zoals die door de rechter is opgelegd. In de Circulaire is bepaald dat de doelgroep bestaat uit zelfmelders ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging is gelast van één of meer vrijheidsstraffen met een totale duur van meer dan 90 dagen. Conform de
systematiek van de Aanwijzing executie dient ook hier de bruto vrijheidsstraf als uitgangspunt te worden genomen. Ook in de Circulaire wordt gesproken van “opgelegde vrijheidsstraf”. Ook hier kan niet anders worden bedoeld dan de strafduur die door de
rechter is opgelegd. Voornoemde kwestie is al eerder in een beroepszaak behandeld. In de uitspraak inzake 08/600/GB jo. 08/1116/SGB heeft de beroepscommissie beslist dat voor het antwoord op de vraag of een veroordeelde voor e.d. in aanmerking komt,
beslissend is de duur van de straf zoals door de strafrechter opgelegd en niet het strafrestant zoals dat bestaat op het moment dat de last tot executie van de straf wordt gegeven.
4. De beoordeling
4.1. Bij circulaire (kenmerk 5614792/09/DJI, hierna: de Circulaire) heeft de Minister van Justitie zijn beleid kenbaar gemaakt omtrent de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf door middel van e.d. Deze circulaire is per 1 juli 2010 ingetrokken met
de volgende toelichting (Stcrt. 2010. nr. 10014): “Deze intrekking heeft geen gevolgen voor de personen die op 1 juli 2010 nog hun straf in Elektronische Detentie ondergaan en voor de personen die vóór 1 juli 2010 een oproep van de Penitentiaire
inrichting administratief (PIA) hebben ontvangen voor een intake Elektronische Detentie.” Redelijke uitleg brengt mee dat bij de beoordeling van de onderhavige zaak de circulaire nog van toepassing is.
4.2. Klager is veroordeeld tot vrijheidsstraffen van in totaal 104 dagen met aftrek. Klager heeft een strafrestant van 60 dagen.
4.3. De beroepscommissie overweegt in overhavige beroepszaak als volgt. In onderdeel 2 van de Circulaire wordt onder meer als doelgroep voor e.d. aangewezen: “a. de zelfmelder ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van
maximaal drie maanden is gelast;” Op blz. 2 van de Circulaire wordt opgemerkt dat e.d. is bestemd voor ‘zelfmelders’ aan wie “een vrijheidsstraf is opgelegd van maximaal 90 dagen.” Daaruit moet worden afgeleid dat voor het antwoord op de vraag of een
veroordeelde voor e.d. in aanmerking komt, beslissend is de duur van de straf zoals door de strafrechter opgelegd en niet het strafrestant zoals dat bestaat op het moment dat de last tot executie van de straf wordt gegeven. Het beroep zal derhalve
ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 15 september 2010
secretaris voorzitter